Recensie door: Albert Hogeweij 

Na De zeven laatste zinnen levert Dimitri Verhulst met De intrede van Christus in Brussel (in het jaar 2000 en oneffen ongeveer) een tweede titel in korte tijd die niet enkel iets met het christendom heeft uitstaan, maar ook met Ensor. Want zat bij eerstgenoemde titel niet een cd van het Ensorkwartet dat het gelijknamige muziekstuk van Joseph Haydn uitvoerde? En dit nieuwe boek verwijst natuurlijk naar het beroemde schilderij van de Belgische schilder James Ensor ‘De intrede van Christus in Brussel in 1889’. Op dit monumentale doek is een bonte stoet van veelal groteske en hier en daar gemaskerde figuren uit alle gelederen van de samenleving uitgelopen om Christus’ intrede in Brussel bij te wonen. En die Christus lijkt zowaar in 1889 echt in de Belgische hoofdstad te zijn verschenen, want staat afgebeeld op een ezeltje. Zou Verhulst de Zoon van God ook zover krijgen op papier?

Niet dus! Want Verhulst heeft het gegeven uitgezet in een vrij dun verhaaltje dat opgedeeld is in 14 staties, precies evenveel als de kruisweg van Christus rijk was. Het behelst de voorbereidingen die zo’n intrede vergen, nadat deze hoogst bijzondere gebeurtenis quasi onopvallend op het computerscherm van een kantoorklerk werd aangekondigd voor de 21ste juli, de Nationale Feestdag der Belgen. Er wordt allerwegen verschillend op gereageerd. De kerkelijke autoriteiten vrezen gekapitteld te worden voor hun wandaden, maar de gewone man is vol aangename verwachting. Brussel lijkt ondergedompeld in een sfeer van vriendelijkheid en wellevendheid. ‘De metro ruikt niet langer naar pis, de hoop is onder het volk.’ Bij een verkeerscontrole wordt de automobilist die zijn vereiste papieren niet kan tonen, zeer ruimhartig het voordeel van de twijfel gegund: ‘De agent, geplaagd door een monstrueuze wijnvlek in zijn gezicht (..) had het humeur van een verliefde en leek nergens een drama van te kunnen maken. “Er is geen reden om u niet te geloven. Natuurlijk zijn uw papieren in orde”, zei hij, en zijn adem rook naar vieze tabak waardoor ik op slag minder medelijden voelde met zijn vlek.’

Niet alle verhaalde gebeurtenissen lijken intussen even geloofwaardig en nemen hier en daar de vorm van een groteske aan. De ongelovige ik-verteller raakt ook bevangen door de positieve spirit in zijn stad, ofschoon zijn moeder in de aanloop van de intrede overlijdt. Zijn in het slop geraakte verhouding met zijn vriendin lijkt pardoes weer wat krediet te krijgen. Niettemin neemt de naamloze ik-verteller vooralsnog zijn stad en volk duchtig de maat en toont zich daarmee een maatschappij-kritisch baasje dat geen kans onbenut laat om zijn kritiek te spuien. Dat Jezus aan het eind toch niet opkomt, zal weinigen verrassen en is dus iets dat de recensent met goed geweten mag weggeven. Dat de verhouding van de ik-verteller aan het eind alsnog lijkt uit te doven, is evenmin iets dat de boekbespreker voor zich hoeft te houden. Dit boek dient immers niet het verhaal dat het ternauwernood vertelt, maar wil een podium zijn waarop op Belgische toestanden kan worden gemopperd. Het hele boek door regent het toespelingen op het heden en verleden van onze zuiderburen, van Manneke Pis tot Marc Dutroux. Maar wie zijn volk zo kastijdt, lijkt het des te meer lief te hebben. De soep wordt dan ook minder heet gegeten dan die wordt opgediend. Alles geserveerd met die plastische, Vlaams-gevooisde woordenbrij, waar ook Godverdomse dagen op een godverdomse bol van doortrokken was. Het moralisme wordt intussen niet geschuwd, maar een ernstiger minpunt is dat de stijl niet overal even geïnspireerd is en hier en daar soms ronduit flauw: ‘Wat baatte het een koe dag in dag uit te laten snuiven aan onze diesellucht? Aan haar melk hield men ongetwijfeld een loodvergiftiging over!’ Verwissel de schrijver liever niet met de cabaretier. De achterflap meldt natuurlijk niets minder dan dat Verhulst ‘op weergaloze wijze’ de hedendaagse samenleving becommentarieert. Natuurlijk, voor minder lezen we het niet. Afgezien van dergelijke aanprijzingen lijkt de stijl het in dit boek ook te moeten hebben van het uitroepteken! Op bladzijde 65 volgen maar liefst vier met uitroeptekens besloten zinnen achter elkaar: ‘Illegaal: je zal het maar te horen krijgen over jezelf! Dat je bestaan ongewettigd is! Dat je geboorte buiten het wetboek viel! Dat je ‘r eigenlijk niet zijn mocht!’

Omdat het verhaal aan de magere kant is en een diepere bedding ontbeert, is identificatie met de slechtweggekomenen vrijwel uitgesloten. Zo wil het verhaal over het jonge, illegale meisje Ohanna, dat, omdat ze de Armeense taal machtig is, uitgekozen wordt om Jezus rond te leiden, maar  vervolgens doodleuk het land wordt uitgeknikkerd, wanneer de Verlosser toch niet op komt dagen, niet echt schrijnen omdat het blijft steken in de schets. Het boek, dat overigens nergens als roman wordt geafficheerd, had het moralisme beter achter zich gelaten om zich des te meer uit te kunnen leven in een veelstemmig koor van stijlen, waaronder bovenal de groteske. Wellicht had het dan meer de geest van Ensors beroemde doek benaderd.

De recensent doet het boek echter te kort als hij voor zich houdt dat het boek ook rake passages kent, zoals deze over het langs elkaar heen leven van twee buren: ‘Jaren kon je in deze stad, als in vele steden, onder hetzelfde dak, om en rond dezelfde liftkoker wonen en toch elkaar niet kennen. Bij een gasexplosie zouden Antoine en ik samen zijn te beschreien in hetzelfde rouwregister, de tijdingen van ons overlijden zouden worden afgedrukt op hetzelfde gazettenvel en groot was de kans dat wij tot aan het eind van onze grafconcessie buren zouden  blijven op het kerkhof van de stad. Maar dat lot was ons te mager om er ons verbonden door te voelen.’ Prachtig! Een glimlach speelde rond mijn mond bij lezing van de volgende zin over een de schrijver antipathiek figuur ‘die ik het niet gun hier nader beschreven te worden, ook al was hij lelijk genoeg om het mij op dat punt makkelijk te maken’. Punt voor Verhulst!

Wie De Godverdomse dagen sterk vond, zal in De intrede vermoedelijk genoeg van zijn gading kunnen vinden, maar wie de kleine juweeltjes van De zeven laatste zinnen liever zijn, zal hopen dat de schrijver in een volgend boek de plasticiteit van zijn stijl dienstbaar weet te maken aan de deernis van het verhaalde, opdat het tenminste de kans krijgt te ontkiemen in goed getroffen details die er gewoonweg toe doen.

 

De intrede van Christus in Brussel

Dimitri Verhulst
Verschenen bij: Uitgeverij Contact
Aantal pagina’s: 173 pagina’s
Prijs: € 18,95

 

Omslag Tussen stijl en moraal verkommert het verhaal -
Tussen stijl en moraal verkommert het verhaal
ISBN: 9789025437534

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Recent

26 september 2023

Facsinerende zoektocht van jonge vrouw

Over 'Het kunstzijden meisje' van Irmgard Keun
25 september 2023

‘Liegen is de laatste brug naar redding zonder hoop'

Over 'Ten oosten van de Middellandse Zee ' van Abdelrahman Munif
23 september 2023

333 gebruiksaanwijzingen bij jezelf

Over 'Heel de wereld wordt wakker' van Jaap Robben
22 september 2023

Eigen tekortkomingen actief in jezelf bestrijden

Over 'Het bouwen van een zenuwstelsel. Een memoir' van Margo Jefferson

Verwant