Vorige week, op de eerste dag van de Week van de Klassieken, verscheen Gymnasium. Geschiedenis van een eliteschool van Diederik Burgersdijk. Het gymnasium bestaat als onderwijsinstelling al sinds 1876 (en zelfs eigenlijk al sinds 1838). Lang kon je alleen via het gymnasium op de universiteit terecht komen. Velen die de school hebben doorlopen voelen zich hun hele leven een rijker mens terwijl critici zich verwonderd afvragen waarom je je hersens zou pijnigen met oude geschiedenis en dode talen.
Burgersdijk opent zijn geschiedenis met de vaststelling dat het gymnasium, gezien het aantal leerlingen, populairder is dan ooit. Hij dacht aardig thuis te zijn in zijn onderwerp, maar tijdens zijn onderzoek ging toch nog een wereld voor hem open: ‘De geschiedenis van het onderwijs is eindeloos: tienduizenden gymnasiasten hebben de afgelopen decennia (en evenzovele in de voorbije eeuwen) examens afgelegd in een van de vormen die het klassiek onderwijs heeft gekend, van Groote School tot Latijnse school en gymnasium. Elk van hen koestert zijn of haar herinneringen, sommigen schreven die op, anderen hebben een diepgravende kennis of ervaring met het onderwerp. Van dat alles heb ik onderhavig boek gemaakt’.