Recensie door Rosalien Koster
Na de overwinning op een levensbedreigende ziekte besloot Rascha Peper ruim twintig jaar geleden te gaan doen wat ze altijd al had willen doen: schrijven. Inmiddels heeft ze haar sporen als schrijver, met ruim tien romans op haar naam, ruimschoots verdiend. Onlangs verscheen haar nieuwe roman Vossenblond bij uitgeverij Querido, waarnaar ze recentelijk de overstap maakte.
Haar verstilde verhalen en romans tonen elke keer opnieuw een soort charmante eenvoud. Daarnaast zijn haar boeken dankzij haar vloeiende, natuurlijke schrijfwijze, fijn te lezen. Pepers literaire beweegredenen, zoals ze ooit verwoordde in een interview, liegen er niet om. ‘De essentie van schrijven is schrijven tegen de dood. Je schrijft om te blijven bestaan’. Schrijven als een zaak van leven of dood. Wie zo’n serieuze opvatting erop nahoudt, kan niet anders dan een grote ernst aan de dag leggen. Het is dan ook niet vreemd dat in haar romans de dood, en daarmee samenhangend teloorgang en verlies, altijd op de loer liggen. Of zoals het hoertje Vera in Vossenblond verwoordt: ‘we zijn allemaal moribundi. Het kan geen kwaad om dat te beseffen’.
‘Hij stootte zijn schouder onhandig tegen de tochtdeur en zag aan de schim achter het matglas van de voordeur al dat ze het haar in een paardenstaart droeg. Roodblond inderdaad, bleek toen hij opendeed. Een smal gezicht met wat schuingeplaatste lichtbruine ogen. Hij moest dadelijk aan een vos denken’.
Voor de deur staat Vera, een meisje van het escortbureau, die Walter, een gescheiden man van achter in de vijftig, voor de avond heeft besteld. Walter, hoewel geen onbekende op het gebied van de betaalde liefde, weet niet wat hem overkomt. Vera verschilt in alles van de ordinaire, volkse types bij wie hij normaal gesproken aan zijn trekken komt. Ze is slim, mooi en alles wat aan zijn grijze bestaan ontbrak.
De dagen na hun eerste ontmoeting lukt het Walter niet om Vera uit zijn hoofd te zetten. Zonder het zelf in de gaten te hebben ontwikkelt Walter een obsessie voor Vera. Hij doet er alles aan om haar voor zich te winnen. De gedachte dat ze het bed deelt met anderen, drijft hem tot het uiterste. Zijn werk als archeozoöloog, het opgraven van doden voor wetenschappelijk onderzoek, voorheen zijn lust en leven, doet hem weinig meer. ‘Hij had nooit veel bijzondere gedachten over de dood. Dat er van een mens alleen een geraamte overblijft, deed hem weinig en wat hemzelf betrof: hij vond het juist een geruststellend idee dat hij weg van alle vlees zou gaan, net als iedereen. Maar kijkend naar dit kind sneed de gedachte door zijn brein dat ook Vera er over enige tijd zo bij zou liggen, dat er voor haar geen uitzondering gemaakt zou worden,..’
De vertrouwdheid tussen de twee neemt steeds verder toe. Walter ontdekt dat hun levens, buiten de seksuele relatie om, meer verweven zijn dan ze beiden konden vermoeden. Maar voordat hij hierover met haar kan praten, verdwijnt Vera spoorloos, de zorg voor haar hond aan Walter overlatend. Deze hond speelt een grote rol in het verhaal. Afwisselend met de gedachten van Walter, wordt de lezer op de hoogte gehouden van het wel en wee van Vera gezien door de ogen van de hond. Verteltechnisch een slimme zet, want de lezer weet hierdoor meer dan de hoofdpersoon. Al is het jammer dat Peper er niet in geslaagd is om de woorden van de hond geloofwaardig te laten klinken.
Hoewel er in de rest van het boek van gekunsteldheid absoluut geen sprake is. Zelfs de zaken die niet tot de essentie van het verhaal horen, passen in het geheel. Het eindresultaat is een evenwichtig en intrigerend boek. Indruk maakt Peper eveneens door de schijnbare moeiteloosheid waarmee ze diepgang met lichtvoetigheid weet te vermengen. De dood mag dan dichtbij zijn, uiteindelijk is er ook nog altijd de hoop. Of berusting in het eigen lot. Zoals voor Walter aan het einde van Vossenblond er niets anders op zit dan het aanvaarden van zijn lot. ‘En hij beseft met een zekerheid die over de rivier kwam aanwaaien en zich met kalme beslistheid bij hem onder de deken nestelde, dat hij gedoemd was om alleen te verder te gaan, zoals hij al jaren deed en waarschijnlijk nog wel jarenlang zou volhouden.’