Een Siciliaanse lekkernij (2014) is een bundeling van de tien beste verhalen van Rascha Peper (1949-2013). Het is een keuze uit verhalen die werden gepubliceerd tussen 1990 en 2009.
Het is een gevarieerde bundel geworden met verhalen uit verschillende tijden. Het titelverhaal ‘Een Siciliaanse lekkernij’ is een twaalfde-eeuws liefdesverhaal, ‘De Waterdame’ en ‘De opdracht’ spelen in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. ‘Waterscheerling’ is een tijdloos sprookjesachtig verhaal. En er zijn verhalen die in de provincie spelen (‘Kiew, Kiew…’) of de stad – Amsterdam – als decor hebben, zoals ‘Zwartwaterkoorts’ en ‘Vrijdag’.
In ‘De Waterdame’ en in ‘De opdracht’ gaat het over romantische gekte en waanzin. Rascha Peper noemde deze verhalen in een interview ‘idylles die slecht aflopen’. ‘De opdracht’ is het verhaal over een ontsnapping van een ik-figuur uit een psychiatrische inrichting. Ze klimt in de nacht uit het raam van de inrichting, vlucht door een donker bos naar de rivier. In het water vindt ze haar bestemming. Haar ‘opdracht’ is de doodsengel te zoeken. Het verhaal roept associaties op met het gedicht van Herman Gorter over de zelfmoord van Anna Witsen ‘In de zwarte nacht is een mensch aangetreden’. Anna verdronk zich in 1889 in de vijver van het familielandgoed Ewijkshoeve bij Soest. Aan dat gedicht heeft Rascha niet gedacht bij het schrijven, vertelde ze later in een radio-interview (VPRO Boeken), maar ze kende het gedicht wel. Het lijkt of de bezielde natuur uit het gedicht van Gorter terugkomt in het verhaal: ‘De bomen zien er gevaarlijk uit, ze bewegen zich, ze beramen plannen, ze proberen zich los te trekken’.
Een ander thema dat naar voren komt uit de verhalen is de passie voor en het verzamelen van kunst en met name de extreme kanten van zo’n passie: het bezeten op jacht zijn naar juist dat ene onbereikbare kunstwerk of bijvoorbeeld die zeldzame Montanaripop. Een passie die fysiek en geestelijk pijn doet, het willen bezitten van iets dat je niet kunt krijgen. Het is het smachten naar het onbereikbare. Als Duvivier, de hoofdpersoon uit ‘Van het vuil op het hemd van een Montanari’, een bijzondere pop bij een negentigjarige bijna demente mevrouw heeft gezien, kan hij nog maar aan één ding denken: hoe krijg ik die Montanaripop in mijn bezit. ‘Hij leed. Hij leed zo hevig dat er geen onderscheid tussen lichamelijke en geestelijke pijn te maken viel. /…/ Er werd aan zijn hart geknaagd.’ De poppen die hij al heeft verzameld zijn niet meer interessant voor hem. ‘Terug in zijn eigen stille, ordelijk huis /…/ voelde hij zich verloren, op het huilerige af. Zijn collectie was verbleekt en glansloos.’ Duvivier gaat tot het uiterste om de pop in zijn bezit te krijgen. Rascha Peper rekent dit verhaal tot een van haar beste verhalen. In de Verantwoording staat dat in haar nalatenschap een versie met ‘substantiële veranderingen’ werd aangetroffen. Voor deze bundel zijn die wijzigingen overgenomen.
Het mooiste verhaal uit de bundel is ‘Het slapeloos uur van de nacht’. De titel is ontleend aan het gedicht ‘De Bultenaar’ van Ida Gerhardt. Als motto boven het verhaal staat ‘Maar ik ken de hitte des daags / en het slapeloos uur van de nacht / waarin de beslissing valt.’ Op een knappe manier komen deze regels of een variatie daarvan terug in het verhaal. Geerten Matthijs Bertolet Bokslag, een gebochelde directeur-geneesheer van tbc-kliniek Slangenstein, wordt omschreven als een ‘groteske bultenaar’, een afschrikwekkende trol ‘die zich met orthopedisch schoeisel stampend door zijn kliniek beweegt’. Aan zijn zorg wordt in 1938 een tuberculeus negentienjarige meisje toevertrouwd. Als hij haar op een warme zomerse zondag tijdens het bezoekuur met een paar jongens op het gazon ziet stoeien, reageert hij op deze manier: ‘Bokslag snoof, draaide zich om en liep, kwaadaardig stampend met zijn rechterschoen naar de lift.’ In het volgende hoofdstuk komen de regels uit het motto terug: ‘De slapeloze uren zijn vol beelden. Beelden die zich niet laten verjagen, die zich opdringen met schaamteloze hardnekkigheid, die rusteloos maken, genoegdoening eisen’. Het wordt duidelijk dat er iets zal gaan gebeuren. Het noodlot is ‘een onverschillig dier’ dat kan toeslaan: ‘Uiteindelijk zál het toeslaan… , maar deze keer al?’ De spanning wordt versterkt door de geluiden in de kliniek, het suizen en tikken van de verwarmingsbuizen. ‘Verborgen wezens zenden signalen uit vanuit kelders en zolders, morsetekens.’ En: ‘De verwarmingsbuizen zongen overspannen en tikten nerveus hun onregelmatige, onbegrijpelijke waarschuwingssignalen.’ Dit verhaal doet af en toe denken aan het werk van Roald Dahl: een ‘fantastisch’ verhaal met een onverwachte afloop.
Rascha Peper maakt er geen geheim van dat ze voor haar verhalen soms uitgaat van krantenknipsels. Een mooi voorbeeld is ‘Kiew, Kiew…’ dat geïnspireerd is op het leven van Jeanne-Louise Calment, een Française die ruim 122 jaar oud is geworden. Rascha documenteert zich uitgebreid voor haar verhalen, of het nu gaat over poppen of over de middeleeuwen. De dialogen doen nooit onnatuurlijk aan. Met haar eerste zinnen zit je als lezer meteen in het verhaal en voel je de dreiging. Een voorbeeld uit het sprookjesachtige ‘Waterscheerling’: ‘De kinderen van wisselwachter Tienverloren waren grootgebracht met ontzag voor de waterput achter hun huis.’
Voor deze verhalenbundel schreef Elsbeth Etty een uitvoerig nawoord. Over het waarom van het schrijven zei Rascha Peper in 1996 in een interview: ‘De essentie van schrijven is schrijven tegen de dood. Je schrijft om te blijven bestaan.’ Zestien jaar later – ze is dan al ernstig ziek – licht ze die uitspraak toe: ‘Het is belangrijk om iets te maken dat jou zal overleven. Als mensen zeggen: jouw boeken blijven bestaan, dan ben ik daar trots op. Niet dat ik me veel illusies maak, hoor. Kijk hoe het gegaan is met veel bekendere schrijvers dan ik, zoals Vestdijk, mijn grote voorbeeld. Wie leest hem nog? Maar toch: het is mooi als je iets nalaat waarin je je diepste gedachten, je fantasieën, je kijk op de wereld en je gevoel voor humor hebt gelegd.’ (Elsbeth Etty, ‘Teruglezen: het laatste grote interview met Rascha Peper’. In: NRC Handelsblad, 19 maart 2013).
Een Siciliaanse lekkernij is een prachtig monument voor Rascha Peper. De romans van haar grote voorbeeld Vestdijk werden na zijn dood in een mooie reeks uitgegeven. Een serie verzamelde werken van Rascha Peper zal economisch waarschijnlijk niet haalbaar zijn, maar het zou mooi zijn als er naast de paperback een gebonden uitgave verschijnt van Een Siciliaanse lekkernij. Zij verdient het gelezen te blijven worden.
Rascha Peper (pseudoniem voor Jenneke Strijland) debuteert in 1990 met de verhalenbundel De waterdame. Haar eerste roman is Oesters (1991). In 1994 wordt Rico’s vleugels genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. In het juryrapport staat onder andere: ‘Peper heeft een fascinatie voor stille wateren en sluimerende hartstochten’. In 1996 wint ze de Multatuli-prijs voor Russisch blauw. Rascha Peper overlijdt op 16 maart 2013. Ze is 64 jaar geworden.