No good deed goes unpunished, luidt het bekende Engelse gezegde. Dat zou een goede ondertitel zijn voor De droomfabriek, geschreven door Gerwin van der Werf (1969). Van der Werf, behalve auteur ook muziekdocent op een middelbare school, liet eerder in zijn succesvolle roman Strovuur al zien dat hij zich goed in jongeren kan verplaatsen. In De droomfabriek gaat hij nog een stap verder: dit boek gaat niet alleen over jongeren, maar ook over degenen die deze jongeren iets bij proberen te brengen – hun leraren.
De tweeëndertigjarige Josie, die geen onderwijsbevoegdheid heeft, wordt aangenomen als docent wiskunde. De dag na haar sollicitatiegesprek moet ze al beginnen, terwijl ze nog geen schoolboek heeft gezien. Haar eerste les begint chaotisch: ‘“Het is hier fokking warm mevrouw, ik ga hier echt niet zitten.”
“Gatverdamme, het stinkt hier.”
“Jij stinkt zelf gast, je hebt zeker een dampoe gelaten.”
“Hebben we buiten les? Wij gaan hier niet zitten hoor.”
“Wiskunde is echt zooo kut.”
Twee jongens begonnen te vechten […].’
Thuissituaties leerlingen
Deze stijl doet denken aan de onderwijsklassieker De aftrap op van Bel Kaufman, waar de eerste les van de kersverse docent vol goede bedoelingen exact hetzelfde begint. Ook schetst zowel De aftrap op als De droomfabriek een beeld van het onderwijs door verschillende leraren aan het woord te laten, van de hoopvolle docenten die in iedere leerling wat goeds zien tot een leraar die een klas ‘een open inrichting’ noemt. Tevens krijgen de leerlingen een stem, bijvoorbeeld via ingeleverde opdrachten. In De aftrap op is er echter een stijgende lijn zichtbaar: de docent raakt bevriend met collega’s en voelt uiteindelijk zelfs waardering van haar leerlingen.
De droomfabriek verloopt anders. Het verhaal begint relatief onschuldig met Josie die zich zorgen maakt over haar leerlingen, omdat ze in de rook van een fabriek wonen, omdat ze geen fijne thuissituatie hebben en omdat de gymleraar wel erg veel belangstelling voor de meisjes lijkt te hebben. Ze fietst zelfs naar het appartement waar Carmen uit klas 3A met haar moeder woont en loopt Carmens kamer binnen om met haar te praten. Hiervoor krijgt ze complimenten, want op deze school gaan ze nét een stapje verder in leerlingenbegeleiding. Later wil Carmen bijles – bij Josie thuis.
Leerling slimmer dan leraar
Van wiskunde komt er weinig. De twee maken foto’s voor Carmens zestigduizend volgers op Instagram. Josie maakt ook een account voor zichzelf. Dat is meteen het enige stukje van De droomfabriek dat niet geloofwaardig is: voor iemand van pas tweeëndertig jaar is Josie wel heel onhandig met sociale media. Langzaam ontspoort het contact tussen Carmen en Josie verder, van blowen tot logeerpartijen: ‘“Echt weird,” zei Carmen.
“Wat?”
“Dat ik op de slaapkamer van een leraar ben.”
“Denk er maar niet te veel over na.”’
Uit het bovenstaande citaat blijkt dat de leerling slimmer is dan de leraar, de grenzen beter herkent. Dat is niet de enige kritiek binnen De droomfabriek op het onderwijs: zo kan Josie haar gang gaan. Daarnaast staat ze onbevoegd voor de klas, hebben de lokalen niet eens een smartboard en lopen er leerlingen rond voor wie geen plaats is op het speciaal onderwijs.
Het meest beklemmende is de herkenbaarheid. Iedere beginnende docent heeft radeloos voor een klas gestaan waar van alles gebeurde behalve wat de docent in gedachten had. Iedere docent maakt zich zorgen over leerlingen. Iedere docent wil helpen. Op de lerarenopleiding – in ieder geval op de opleiding die deze recensent volgde – wordt geen aandacht besteed aan grenzen. Op de school waar Josie werkt wordt het overschrijden van de eerste grens (het bezoek aan Carmen op haar kamer) als iets goeds gezien. Josie beseft pas wat er aan de hand is als het te laat is, als ze tegen anderen liegt over haar contact met Carmen.
Een finale die je bijblijft
Doordat Van der Werf veel nadruk legt op Josies goede intenties, leef je met haar mee en hoop je tot op zekere hoogte zelfs dat ze niet in de problemen zal raken. Dit zorgt voor een zekere nuance binnen een beladen onderwerp. Ook de humor en de stereotype collega’s van Josie maken vooral de eerste helft van de roman niet te zwaar. Zeker wanneer Josie lesgeeft, is de sfeer energiek en levendig. Deze combinatie met het naderende onheil maakt De droomfabriek ongelooflijk spannend. Van der Werf houdt zich niet in en eindigt met een misselijkmakende finale die je dagenlang bijblijft.
Dit boek is niet alleen een waarschuwing, het is ook een ode aan degenen binnen het onderwijs die positief blijven en hoop houden, iedere dag weer. Het is een ode aan de grappige, onzekere, gretige of juist opstandige leerlingen. Het is een actueel verhaal in de nasleep van #MeToo dat mogelijkheden biedt tot een gesprek, tot het verscherpen van je eigen grenzen. Een onderwerp dat nog niet uit de taboesfeer is, terwijl er op iedere school verhalen of vermoedens rondgaan. Jeugdboekenauteur Helen Vreeswijk schreef ooit: ‘Lezen is weten. Weten is herkennen. Herkennen is voorkomen.’ De droomfabriek zou verplicht moeten zijn voor iedereen die leraar is of dat wil worden.