‘Minuut na minuut, uur na uur, dag in dag uit was ik de juiste persoon op de juiste plaatsen de tijd vloog en ook ik kreeg vleugels en minuut na minuut, uur na uur, dag na dag voelde de leugen, mijn zwendel, aan als een gevleugelde waarheid. Niet geschapen voor het moederschap was ik, niet voor het dochterschap, niet voor het eegaschap, ik was geschapen voor het lijfartsschap.’
Het sterke aan de roman De lijfarts van Maria Stahlie is dat het zich ergens onttrekt aan de typisch Nederlandse verwachtingen ten aanzien van de roman: een hecht gecomponeerde tekst die voortdurend naar zichzelf verwijst en grote verhalen en bewegingen schuwt, omdat er gezocht wordt naar eenheid. Muriel Wijnings, de hoofdpersoon, wordt niet van stond af aan in een situatie geplaatst die vervolgens goed literair uit te werken valt: geen hydrograaf die in een impasse in zijn leven op een bootje zit, geen vioolbouwer die de nieuwe eeuw weigert te omarmen en in zijn huisje ingesloten wordt door een groots hotel; om de ‘nieuwe wereld’ te symboliseren. Muriel Wijnings is in die zin geen literair personage en dat is zo’n enorme opluchting dat je uiteindelijk liever haar koestert in je herinnering, en je afvraagt hoe het haar gaat, dan dat je de mooi afgesloten levens van voornoemde Nederlandse romanhelden nog eens de revue laat passeren.
Muriel vlucht zich een weg door de roman heen: na de dood van haar ouders, waaraan ze schuld denkt te hebben, naar de VS, alwaar ze een man ontmoet en een zoon krijgt waarvan ze in paniek weer naar Nederland vlucht, van haar familie en vrienden vlucht ze vervolgens in het beroep van lijfarts, waarvoor ze de papieren niet heeft, om ook daar steeds te willen vluchten. Maar waarheen dan nog? Voor vrijwel alle personages die in dit verhaal een rol spelen geldt dat ze vlees en bloed hebben, dat niets geconstrueerds ze nog door het papieren vel heen steekt.
En dan de zinnen. Eigenlijk is dit boek te dik om ook nog op de zinnen te kunnen letten, maar ze staan er: zinnen die hoekig door je hoofd blijven rollen: “De grootste opdracht die een mens heeft is ontvankelijk te raken door de drang van het lot om genereus te zijn”, en meer van dit soort aforismen.
Muriel wordt min of meer heen en weer gesjord tussen de wijsheden van anderen, tegelwijsheden soms. Door het boek heen ondergaat zij mede daardoor toch een zekere katharsis, zonder dat deze nu zo goed symbolisch weer te geven valt. Het is meer dat je na het lezen van dit boek, niet de ‘literaire hoofdfiguur’ mooi uit ziet komen in het ‘literaire verhaal’, maar dat je ziet dat de mens Muriel, misschien zelfs zonder het zelf helemaal te doorzien, een klassieke levensgang gegaan is. Zodat de lezer na de laatste bladzijde het boek gelouterd dichtslaat.
Lees ook het interview in de NRC van Elsbeth Etty met Stahlie, als je wilt weten hoe het navolgende citaat is ingebed: ‘Er bestaat een vrijwel algemeen geaccepteerd negatief wereldbeeld waarin de mens onvolkomen is en het leven zinloos. Ik vind dat een te gemakzuchtige visie van mensen die te snel zijn opgehouden met nadenken, nadat ze eenmaal de zogeheten ontnuchterende waarheid onder ogen hebben gezien.’