Iedereen stapt weleens af is een verzameling stukken die John Schoorl (1961) schreef in onder meer de Volkskrant. Schoorl laat zien dat journalistiek literair kan zijn. Sommige mensen gaan ervan uit dan non-fictie geen literaire waarde kan hebben, omdat de schrijver gebonden is aan de feiten. Dat is geen sterke redenering. Literatuur valt of staat bij de stijl. Het berichten over feiten belet een goede schrijver niet om tot mooie formuleringen te komen. En Schoorl schrijft mooi.
De bundeling begint met de titelreportage. Mogelijk het sterkste stuk uit het boek. Schoorl bespreekt erin een volslagen onbekende wielrenner die in de jaren vijftig aan de Tour de France heeft deelgenomen en is afgestapt. Uit diverse van de artikelen blijkt een voorliefde voor verliezers. Verliezers, in de sport af anderszins, zijn bijna altijd interessanter dan de winnaars, zo blijkt uit de teksten. Schoorl laat zien hoe leeg supporters eigenlijk zijn die op voetbaltribunes ‘No time for losers‘ zingen. De verliezer is veel representatiever voor de menselijke ervaring dan de triomfator.
In zijn stuk over de wielrenner, Arie van Wetten, beschrijft Schoorl het moment van afstappen ‘in de hel van Normandië’, als volgt: ‘Hij had ook in Antarctica kunnen zijn of in de binnenlanden van Afrika. Hij zag he-le-maal niks meer. Alles stond zogezegd op zwart. Hij stond daar alleen op de weg, samen met zijn blauwe fiets. Van ellende waren alle plooien in zijn gezicht bij elkaar gekropen. Zijn lange puntneus pikte uitgeput tegen zijn vorstelijke kin aan. Dan was er nog zijn gele shirt, dat eruit zag als een expressionistisch schilderij. De letters van sponsors Locomotief en Vredestein waren door klodders kots en rochel onherkenbaar geworden. En hij huilde. Godverdomme, hij stond te grienen.’ (16) Deze ervaring is duidelijk boeiender dan een beschrijving van een glorieuze overwinning. Over een winnaar in het leven valt bar weinig te vertellen, al doet Schoorl een goede poging in zijn beschrijving van Rijksmuseumdirecteur Wim Pijbes.
Schoorl, die zelf dichtbundels publiceerde, schreef ook interessante portretten van de dichteressen Delphine Lecomte en Kira Wuck. De auteur toont in deze en andere artikelen veel empathie. Je krijgt het gevoel dat zijn visie op de besproken personen wel ongeveer klopt. Daar zit hem ook wel een gevaar in. Juist omdat het journalistiek is verwacht je objectiviteit. Schoorl interpreteert meer dan veel andere journalisten. Letterlijke citaten geeft hij niet veel. Zijn teksten zijn vooral weergaven van Schoorls visie op de besproken mensen. Het is de vraag of je met wat research en een interview tot een volledig afgewogen visie op een ander kunt komen. Maar het zou jammer zijn geweest als Schoorl daarom had afgezien van het schrijven van zijn stukken. Totale objectiviteit is in de grond natuurlijk ook onmogelijk. En door te schrijven op zijn eigen manier laat de journalist de lezer duidelijk weten dat hij subjectief is, zoals elke schrijver. En dat is wel zo eerlijk.
De literator Coleridge stelde ooit dat iedere mens die ooit geleefd heeft eigenlijk een biografie verdient. Dat is misschien wat overdreven, maar het lijkt wel zo te zijn dat iedere mens een artikel over hem of haar verdient zoals Schoorl ze aflevert.