In de eerste alinea van de roman Amerika van Franz Kafka ziet de protagonist Karl Rossmann tijdens de nadering van de haven van New York het Vrijheidsbeeld: ‘Haar arm met het zwaard wees omhoog alsof ze hem net had opgestoken en om haar gestalte waaiden de vrije luchten.’ Een veelzeggende zin die in een paar woorden de belofte van vrijheid verbeeldt en tegelijk de achterkant daarvan: de toorts is vervangen door een zwaard. Dat belooft niet veel goeds.
Rossmann is zeventien jaar. Hij is door zijn arme ouders naar Amerika gestuurd omdat hij – grote schande – een dienstmeisje heeft bezwangerd. Zijn aankomst is meteen het begin van een serie absurdistische verwikkelingen die veel vraagtekens zetten bij het beeld dat in het begin van de 20ste eeuw in Europa bestond over Amerika. Maar ook zegt deze roman veel over de situatie van Kafka zelf toen hij het werk aanvatte.
Kafka schreef Amerika tijdens crisisjaren in zijn leven. Hij vroeg zich tussen 1911 en 1914 af of zijn leven uit schrijven zou kunnen bestaan – de keuze die hij het liefste zou willen maken – toen zijn ouders hem juist dwongen om te gaan werken voor de kost en zijn mogelijke huwelijk met Felice Bauer voelde als een bedreiging voor zijn literaire aspiraties. Het is niet vreemd om ervan uit te gaan dat Kafka die jaren beleefde als een gevangenis waaruit hij wilde ontsnappen. Juist in die tijd gold Amerika als het land van de onbegrensde mogelijkheden. Een verlokking die Kafka, hoewel hij nooit veel reisde, moet hebben meegekregen, omdat enkele familieleden in Amerika woonden en rond een miljoen landgenoten uit het Habsburgse Rijk er daadwerkelijk naar toe emigreerden.
Kafka zelf zette de stap niet. Misschien niet zozeer omdat hij er te bang voor was, maar vooral omdat hij ook de schaduwkant zag van het als zo paradijselijk voorgestelde land. Niemand anders zag het zwaard in de hand van het Vrijheidsbeeld zoals hij dat deed.
Vertrekken
De existentiële worsteling bleef niet beperkt tot Kafka’s persoonlijke leven. Ook de totstandkoming van Amerika getuigt van een groot gevecht. De roman kreeg zijn titel pas na zijn dood door toedoen van zijn vriend en beheerder van zijn nalatenschap Max Brod. Kafka zelf publiceerde bij leven alleen het eerste hoofdstuk De stoker (naar de stoker op het schip waarmee Karl Rossmann de overtocht maakt en in wie hij zijn eerste ‘vriend’ ontmoet) en gaf dat als ondertitel mee: of de verdwenen jongen. Die verwijst rechtstreeks naar Kafka’s behoefte om in die crisisjaren alles en iedereen achter zich te laten. Of om een tafereel uit het ultrakorte verhaal Het vertrek (1921) te citeren: ‘Waarheen rijdt u, heer? [vraagt de knecht]. ‘Ik weet het niet’, zei ik, ‘alleen hier vandaan. Voortdurend hier vandaan, alleen zó kan ik mijn doel bereiken.’
Dat Amerika hem de nodige hoofdbrekens kostte, is er aan af te zien. Hij rondde de roman nooit af. De eerste zes hoofdstukken vormen een nogal uitwaaierende geschiedenis waarvan de lezer zich af kan vragen waar de schrijver precies naar toe wil. Een plot is er niet. Kafka voegde later nog moeizaam hoofdstukken toe, of beter: fragmenten van hoofdstukken. Eén ervan breekt bovendien net na het begin van een nieuwe zin af. Het op één na laatste fragment, over ‘Het Grote Theater van Oklahoma’, vat in 33 pagina’s bondig samen waarom het Kafka te doen was.
Grotesk
Het verhaal van Amerika is niet eens zo bijster interessant. We volgen Rossmann pakweg een jaar op zijn pad door het onbekende Beloofde Land. Hij is in het begin voortdurend op zijn hoede als het gaat om zijn spullen, zijn paraplu, zijn koffer en zijn hoed. Hij houdt er angstvallig aan vast, maar raakt ze alle drie kwijt in de meest absurde situaties en ontmoetingen. Hij vindt aanvankelijk onderdak bij een rijke oom, die alles van zijn seksuele escapade met de dienstmeid blijkt te weten en hem op straat zet als hij vindt dat Karl niet loyaal aan hem is. Het brengt hem achtereenvolgens in aanraking met twee louche mannen die hem uitbuiten, bezorgt hem een baantje als liftboy in een hotel en – na zijn ontslag daar – een betrekking als verzorger van een corpulente en tirannieke ex-zangeres.
Interessanter dan al die feitelijke gebeurtenissen is het groteske van de verwikkelingen en de humor waarmee Kafka ze beschrijft. In deze roman is het ‘kafkaeske’ volledig aanwezig. Rossmann komt in de meest bizarre situaties terecht. Zo zijn er herhaaldelijk scènes waarin hij zijn oriëntatie verliest. Al op het schip raakt hij de weg kwijt in een doolhof van gangen, ten huize van vrienden van zijn oom kan hij de weg naar de uitgang niet vinden en uit de flat van de ex-zangeres kan hij evenmin ontsnappen.
Daarenboven raakt Karl zijns ondanks steeds verzeild in compromitterende situaties terwijl hij juist bezig was op te komen tegen onrecht dat een ander is aangedaan. Met al zijn goede bedoelingen is hijzelf tenslotte degene die wordt aangeklaagd op vage gronden die niets met zijn persoonlijke bedoelingen uitstaande hebben.
Negro
Het contrast tussen Amerika als land van onbeperkte mogelijkheden en het overgelaten worden aan je lot, komt het meest kernachtig naar voren in het al genoemde tekstfragment over ‘Het Grote Theater van Oklahoma’. Dit belooft op aanplakbiljetten werk voor iedereen: ‘Iedereen is welkom’, staat erop. Karl trekt naar de meldplek, maar ook die blijkt, net als eerder de boot en de huizen waarin hij was, een doolhof. Hij kan nergens de inschrijvingspost vinden en bereikt die uiteindelijk pas door een theaterpodium vol dansers over te steken. Eenmaal aangekomen is er een veelheid van loketten. Omdat Karl in Duitsland kort gestudeerd heeft voor ingenieur meldt hij zich bij ‘het bureau voor ingenieurs’. Dat verwijst hem vanwege het gebrek aan diploma’s naar ‘het bureau voor mensen met technische kennis’. Maar ook daar slaagt hij niet. Omdat hij zijn school niet afgemaakt heeft moet hij bij ‘het bureau voor voormalige scholieren’ zijn. Maar niet dus. Er volgt een nieuwe doorverwijzing naar ‘het bureau voor Europese middelbare scholieren.’
Daar wordt hij aangenomen als toneelspeler, zonder dat duidelijk is tegen welk salaris. Dan dreigt een laatste probleem toch weer roet in het eten te gooien. Karl heeft geen persoonsbewijzen bij zich. En op de vraag hoe hij heet, durft hij uit angst dat zijn verleden een rol zal gaan spelen, zelfs zijn eigen naam niet te noemen. Hij noemt de eerste die hem invalt: ‘Negro’ (een verwijzing van Kafka naar de slavernij?). Ongeloof bij de klerken of dat een verzinsel is, blijkt zijn toelating uiteindelijk toch niet in de weg te staan. Uiteindelijk krijgt hij een armband om met zijn functie. Die blijkt niet toneelspeler te zijn, maar ‘technisch arbeider’.
Inderdaad: Amerika is niet zo geslaagd als Het proces of Het slot of verhalen en novellen als De gedaanteverwisseling. Het is wel ontegenzeglijk een ‘kafkaeske’ geschiedenis. En bovendien één die als een metafoor kan worden gezien voor een belangrijke episode uit het persoonlijke leven van Kafka, de man die nooit in Amerika was, maar er al wel de dubbelhartigheid van zag.