Alles wat ik doe is opgehangen aan contradicties

Interview door Ingrid van der Graaf

Schrijver en bedenker van de BerberBibliotheek Asis Aynan (1980) groeide op in Haarlem  en verhuisde voor zijn studie filosofie naar Amsterdam. Van huis uit was hij niet bekend met het gebruik van boeken, toch werd lezen van literatuur en schrijven van boeken iets dat hem bovenmatig op dreef bracht. Op zevenentwintigjarige leeftijd debuteerde hij met Veldslag en andere herinneringen, in 2010 verscheen Ik, Driss, (een feuilleton voor het NRC samen met Hassan Bahara) en in 2014 Gebed zonder eind. Verder schrijft hij columns (Trouw) en essays voor de papieren media en geeft hij les aan de Hogeschool in Amsterdam. Literair Nederland bezocht de schrijver in zijn bovenwoning aan een van de (korte) grachten in Amsterdam.

Wanneer ik het huisnummer heb gevonden en de twee treden naar de voordeur heb genomen, hoor ik iemand roepen. Als ik op kijk, zie ik Asis Aynan in het open raamkozijn op de eerste verdieping. Dat hij de deur voor me zal openen. Even later klinkt een elektronische zoemer, waarna ik de deur openduw. Een lange trap voert naar een op maat gemaakt appartement. Asis Aynan maakt thee; en er is witte wijn. We lopen van de keuken door de kleine overloop naar de woonkamer. Op de grond langs de muur staan honderden boeken gestapeld, tot ruim anderhalve meter hoog. Allen met de bladerkant naar voren. Een andere muur is gevuld met boekenkasten waarin volgens een eigen systeem de titels staan opgesteld. Tijdens het gesprek staat Aynan geregeld op om een exemplaar uit de kast te halen.

Een gesprek over het schrijven van een migrantenfeuilleton, over het begrijpen en verdwijnen van taal, het geschreven woord, boeken, bibliotheken, verhalen en waar het echte leven zich ophoudt.


Ik, Driss
gaat over Marokkaanse jongemannen die een droom hadden en hun familie achter zich lieten. Hoe kwamen jullie op het idee en waarom was het gesitueerd in de jaren zeventig?

‘Ik wil je eerst vertellen dat ik deze week op een middelbare school een lezing gaf. Ik las een stukje voor uit Ik, Driss. Ze vroegen me, ‘Waarom schrijf je daarover? (migrantenlevens Iv/dG). Ik vertelde dat mijn vader naar Nederland was gekomen omdat hij honger leed en omdat de koning van Marokko niet zo aardig was en dat mijn vader hier in een hondenbrokkenfabriek kwam te werken. Op het moment dat ik “hondenbrokkenfabriek” zeg, komt er een hond binnenlopen. Die leerlingen vonden dat geweldig, dachten dat het een act was, dat die hond naar binnen was gestuurd. Ik was helemaal van mijn a propos en dacht: ‘Van wie is die hond?’ Ik had wel opeens de aandacht van die leerlingen. En dat magische van wat er gebeurde past wel bij het boek over Driss. In de tijd die ik met Hassan Bahara aan Ik, Driss, werkte was voor mij een  magische tijd. Hij was in 2006 gedebuteerd met Een verhaal uit de stad Damsko en ik een jaar later met de verhalenbundel Veldslag, toen we elkaar ontmoetten.’

Dan wil Aynan eerst iets over de Marokkaanse verhalenverteller Mohammed Mrabet vertellen, die met zijn roman Liefde met een lok haar is vertegenwoordigd in de BerberBibliotheek. Hij wijst naar zijn boekenkast, naar het plankje waarop de boeken van Mrabet verzameld zijn.

‘In 2009 heb ik Mrabet ontdekt en ik werd betoverd door zijn verhalen. Er was één personage in zijn verhalen, Driss Tafersiti en ik dacht, hoe vet zou het zijn als we dat personage naar Nederland laten emigreren. Naar het Nederland van de jaren zeventig, de tijd van de gastarbeiders. Hassan en ik hebben veel gepraat over hoe dat zou zijn: een sprookjesfiguur uit de Marokkaanse literatuur naar IJmuiden laten komen. Niet naar Kanaleneiland in Utrecht dat veel in het nieuws was omdat daar altijd wat gebeurde, maar specifiek naar IJmuiden. Dat is Nederland op zijn lelijkst maar ook weer zo dat het aantrekkelijk is. Zo is Ik, Driss ontstaan.’

Je geeft nog steeds lezingen over het boek. Staat het op de leeslijst voor scholieren?

‘Nee, het staat niet op de leeslijst. Dat zou wel iets zijn. Misschien als er een nieuwe druk komt, er moet echt een nieuw boek komen. Dat zou iets voor de uitgever zijn. Maar inderdaad, het zou mooi zijn als het op de leeslijst komt.’

Wanneer ontstond het idee om een BerberBibliotheek op te zetten?

‘In de tijd dat ik aan Driss werkte, leerde ik Hester Tollenaar kennen. Zij was net afgestudeerd als vertaalster. We zaten wel eens in het theatertje en dichterscafé Perdu. Dan dronken we rode wijn aan de bar en toen ontstond het idee voor een  BerberBibliotheek. We dachten aan de Russische bibliotheek van Van Oorschot en ook aan een vriend van mij (dichter Mohamed Chacha Iv/dG). Hij leeft niet meer maar staat ook in Vallende tijd, het laatste deel van de BerberBibliotheek. Chacha zette in de jaren negentig uitgeverij Izouran (wortels Iv/dG) op. Hij gaf Riffijnse boeken uit in de Riffijnse taal. Het was de taal die we thuis spraken. Toen ik voor het eerst een boek in de Riffijnse taal zag, was dat heel onwerkelijk. Ik wist niet dat je de taal van mijn ouders kon lezen (pakt een boek met glanzend donkerblauwe omslag en witte Latijnse tekens daarop uit de boekenkast en houdt het me voor). Letterlijk vertaald staat er: “Breek het taboe zodat de zon kan gaan schijnen”. Van mijn ouders heb ik meegekregen dat Berbers geen geschreven taal heeft. De taal waarmee ik ben ik opgevoed, is voor mij een orale taal. En de indoctrinatie dat het geen geschreven taal kan zijn, is zo groot, dat ik een taboe in mezelf moest doorbreken. Ik heb mezelf inmiddels aangeleerd het te kunnen lezen. Het gekke was dat ik Arabische leestekens kan lezen, dat heb ik jong geleerd in de moskee. Ik kan het lezen maar begrijp het niet. Ik begrijp de Berberse taal, maar kon het niet lezen. Daar zit voor mij mijn schrijverschap, alles wat ik doe is opgehangen aan contradicties.’


Welk soort tegenstrijdigheden?

‘Ik zal je een voorval vertellen. Ik ging deze week joggen in het Westerpark. Vaak hangen boven dat park politiehelikopters, dat is heel normaal boven Amsterdam. Maar terwijl ik daar rende, vroeg ik me opeens af: “Stel je nou voor dat ze iemand zoeken met zwart haar, donker uiterlijk.” Dat ben ik, die daar nu aan het rennen is. Maar ik bedacht ook, “Gelukkig heb ik wel een hysterisch gekleurde joggingbroek aan, dat is mijn redding. Met zo’n broek zouden ze me nooit aanhouden.” Terwijl dat zo door me heen gaat, komt een politieagent op een motor naast me rijden. Hij kijkt me van opzij aan, ik kijk terug en zie hem denken “Dat is ‘m niet”. De politieagent draait om en rijdt weg. Ik was verbaasd maar begreep ook dat ik als verdacht persoon bekeken werd. Dan gebeurt daar iets, en daar ben ik in geïnteresseerd als het om verhalen of literatuur gaat.’


Denk je dat de BerberBibliotheek van enig belang kan zijn voor migranten in Nederland?

‘Migreren is een vermoeiende bezigheid. Ik wil de Nederlanders niet lastig vallen met Riffijnse poëzie. Wil niet steeds uitleggen dat Berbers geen Arabieren zijn en niet per definitie moslim zijn en dat we een eigen literaire traditie kennen. Als je teveel praat over je eigen traditie, je eigen taal dan ben je al gauw een nationalist. De eerste grote romanschrijver Apuleius, ( ± 150 na Chr. Iv/dG) is een Berber. Ik vond het zo’n leuke ontdekking, dat mijn ouders niet uit een of ander gat kwamen waar alleen maar honger en oorlog heerste. In culturele zin hebben zij ook bijgedragen aan deze wereld.


Hoe draagt het bij aan de achtergrond van migranten?

‘Ik was vooral geïnteresseerd in hoe ik – Hafid Bouazza noemt dit hoe ik hier kan landen – met mijn achtergrond, hier mijn weg mee kan vinden. Ik zeg niet dat Apuleius iets aan mijn achtergrond heeft bijgedragen. De koran is vele malen meer van invloed geweest op mijn leven. Dat kerkvader Augustinus, die ook een Berber was, ontdekte ik toen ik filosofie ging studeren. Daarvoor had ik nooit van hem gehoord. Ik vind dat leuke historische feiten. Het enige wat ik hoorde over onze achtergrond was: Hassan is de koning en daar moet je voor uitkijken. De islam is onze religie en God is de baas en daar moet je voor uitkijken. En dat is je vader, daar moet je ook voor uitkijken. Mijn achtergrond, daar was niet veel aan, maar er was wel veel angst. Het was de bedoeling dat de cultuur waaruit ik kom, zou verdwijnen. Zoals dat met veel culturen en talen is gebeurd in Europa.

‘Ik weet dat ik uit een cultuur kom die geen boeken heeft, geen taal kent die erkend wordt en op het punt van verdwijnen staat. Wat ik kon doen was naar Marokko gaan om er tegen te protesteren. Maar daar zou ik het niet lang volhouden want de koning is een dictator en ik zou binnen een dag opgepakt worden. Maar ik wilde wel mijn verantwoordelijkheid nemen. En dat is door die boeken uit te geven. En dat is door die Berber boeken uit te geven. Ik ben er trots op dat dit is gelukt, dat we dit hebben kunnen doen. Wat erbij komt is het willen verrijken van de Nederlandstalige literatuur. De BerberBibliotheek is heel positief ontvangen. Onder andere Wim Brands en Mathijs Deen hebben zich hiermee bezig gehouden. Aan media-aandacht heeft het niet ontbroken. Nu het er is, zal het zijn weg verder wel vinden. Ik ben er heel positief over.’


Wat was het moment waardoor je bent gaan lezen en wat waren je ontdekkingen in de Nederlandse literatuur?

‘Mijn held uit mijn jeugd is Evert Hartman. Ik las zijn boek Gegijzeld toen ik elf was. Ik vond het fantastisch. Mijn broers namen ons mee naar de bibliotheek. We hadden een gezin met negen kinderen en als mijn oudste broers ons mee namen naar de bibliotheek, ontlastten ze mijn moeder. In de bibliotheek waren mevrouwen die het leuk vonden om je wegwijs te maken. Voor mij is literatuur begonnen als uitje met mijn broers. Kruistocht in spijkerbroek, Oosterschelde dat ben ik toen gaan lezen.


Hoe kwam je in een huis zonder boeken in aanraking met de Berber literatuur?

‘Toen ik twaalf was, las ik voor het eerst Hongerjaren van Mohamed Choukri. Dat was al vertaald en verschenen bij Novib Wereldvenster. Mijn broers haalden het uit de bibliotheek. Het was een super spannend dat boek, hoeren en snoeren, honger, gekte en dan die rauwe taal. Het was een uitgebeende taal, daardoor ook makkelijk te lezen, Toen begreep ik er niet veel van maar dat boek is mijn hele leven bij me gebleven. In 2007 heeft Van Gennep het opnieuw uitgegeven, bij Novib was het een bulkboek, er werden 50.000 exemplaren gedrukt. Toen zijn er bij Rainbowpockets ook nog eens drie drukken verschenen. Voor de BerberBibliotheek hebben we het opnieuw laten lezen en vertalen. Er zijn nog veel fouten uitgehaald. Binnenkort komt er trouwens een tweede druk bij de BerberBibliotheek. Het is gewoon een everseller.’


Wat is de magie van Hongerjaren waardoor het nog steeds gelezen wordt? Welke titels zijn ook opmerkelijk te noemen.

‘Choukri’s  laatste boek Gezichten is stilistisch gezien zijn mooiste boek. Hongerjaren is als een vulkaanuitbarsting, als gestolde lava. Choukri komt uit grote armoede, toen hij dat was ontgroeid, wilde hij laten zien dat hij geen analfabeet is, dat hij gelezen heeft. Hij noemt veel Franse schrijvers in Gezichten. Emile Zola, Jean Genet en William Burrough. Dat was wel belangrijk voor hem. Hongerjaren is mijn lijfboek, ik kan hele passages uit mijn hoofd citeren. Maar een schrijver als Ibrahim al-Koni, (van wie Goudstof is opgenomen in de reeks Iv/dG), dat is echt een kathedraal van een auteur. Hij heeft een oeuvre van meer dan negentig boeken over één thema. Elk boek gaat over de woestijn, de Sahara. Ik zal je iets laten zien. (Hij loopt naar een ander vertrek en komt terug met een omvangrijk Engelstalig boek.) Dit is het magnum opus  van Ibrahim, hij is een echte schrijvers schrijver, niet met Mrabet te vergelijken.

Wisten jullie van tevoren welke titels er zouden worden opgenomen in de BerberBibliotheek?

‘De eerste twee titels hadden we al toen we begonnen. Daarna was het al snel duidelijk welke er verder in zouden komen, tien klassieke romans. Maar daar kwam tussendoor De geschiedenis van mijn leven van Fadhma Aïth Mansour Amrouche, een katholieke Berbervrouw. We wisten, als we dit nu laten liggen wordt het nooit vertaald. Met dit boek konden we aangeven welk een grote rol het katholicisme speelde in die streken voordat de islam daar kwam. En het laatste deel Vallende tijd was ook niet gepland. We wilden daarmee de actualiteit een stem geven. In de streek waar ik vandaan kom wordt weinig proza geschreven, maar poëzie des te meer. Ik ben alle grote dichters weer gaan lezen en kwam uit bij deze vier dichters, Mohammed Chacha, Ahmed Ziani, Fadma el Ouariachi en Mimoun el Walid. De gedichten zijn geschreven tussen eind jaren zeventig en begin jaren negentig en hebben nog niets aan actualiteit ingeboet. Ik wilde hiermee de lezer laten zien waar de Marokkaanse mensen vandaan komen. En wil je begrijpen wat er in een land gebeurt, dan moet je niet de krant lezen, maar de dichters van dat land. Deze generatie dichters laat een schreeuw om emancipatie en vrijheid horen. Er is weinig hoop in Marokko, en ik vind het hoopvol dat dat dat nu zichtbaar wordt. Poëzie die een beetje tegenwicht biedt aan de leugen, zonder de pretentie te hebben dat het de waarheid vertelt.’


De boeken van Mohammed Mrabet, waarvan Liefde met een lok haar in de reeks is opgenomen, zijn door de Amerikaanse schrijver Paul Bowles geschreven. Wat is hun verhaal?

‘Paul Bowles heeft vijftig jaar in Marokko gewoond, in Tanger. Dat was een vrijplaats voor alles in de jaren zestig, voor drugs, drank, vrouwen. Er werden daar veel internationale deals gesloten, maar ook gehandeld in jongens en meisjes. Op die plek kwam Paul Bowles terecht. Mrabet werkte voor hem, was zijn chauffeur, zijn kok. Bowles was aan het einde van zijn schrijverschap. Je zou kunnen zeggen dat de pen van Bowles was opgedroogd en daar was Mrabet die niet wist hoe hij een pen moest gebruiken maar die verhalen had. Daar ontstond de samenwerking tussen hen. Soms weet je in die verhalen niet waar Bowles en waar Mrabet is.’


Heeft iemand dat kunnen checken?

‘Ik ben bij Mrabet op bezoek geweest in Marokko. Hij is nu tachtig jaar. In Liefde met een lok haar hebben de Amerikaanse hoteleigenaar en de jonge Marokkaanse chauffeur een seksuele relatie. Toen ik hem bezocht, vroeg ik of hij homo was, dat ontkende hij stellig. Mrabet gaf Bowles de schuld dat hij de indruk wekte dat ze een relatie hadden. Mrabet kan heel goed verhalen vertellen. Alles wordt een verhaal, wat ik af en toe wel ergerlijk vond. Dan vroeg ik hem hoe dat dan ging met die verhalen, hoe ze ontstaan. Hij vertelde dat er elke ochtend een vis hem kwam opzoeken, “die vertelt mij een verhaal en het enige wat ik hoef te doen is dat verhaal door vertellen”. Ik zei, “Nu even serieus.” Toen zei hij, “Iets anders kan ik je niet vertellen.” Ik was wel echt in de ban van die man. Ik heb hem toen ook naar Nederland gehaald en Wim Brands heeft hem geïnterviewd bij het Crossing Border Festival in 2009.’


Wat heeft Mrabet aan zijn publicaties overgehouden aan roem, inkomsten?

‘Bowles speelde ook wel een spelletje met de lezer. Toen het debuut van Mrabet in de jaren zestig bij Gallimard in Frankrijk werd gepubliceerd, was er een recensent die er zelf van droomde bij die uitgever te publiceren. Toen kwam daar Mrabet, die hem volledig onbekend was. In zijn recensie voor Le Monde schreef  hij: “Mrabet bestaat niet. Hij bestaat alleen in het hoofd van Paul Bowles.” Uiteindelijk bracht dat alleen maar meer succes, Bowles zei niets.

Mrabet heeft zich altijd goed kunnen redden. Nu zegt hij wel: “Het zijn allemaal dieven.” Er is wel gesjoemeld met zijn boeken en vertalingen. Maar dat kun je niet allemaal op het conto van Bowles schrijven. Het was interessant bezig te zijn met die twee, de schrijver en de verteller. Uiteindelijk is het ook niet boeiend waar de een begint en de ander eindigt. Er is veel gedocumenteerd over die tijd, Bowles schreef dagboeken, daar is veel in terug te vinden. Belangrijk is dat ze samen literatuur hebben geschreven.’


In een eerste interview in 2012 over de BerberBibliotheek bij Wim Brands op de radio was er sprake van een grote migratieroman die je zou willen schrijven. Leeft dat nog?

‘Die gaat er nu nog niet komen. Maar ik denk er wel aan. Ik zou daarvoor eerst weer meer moeten gaan schrijven. Enerzijds zit ik te veel in mijn columnhoek en mijn docentschap. Ik ben wel blij dat de BerberBibliotheek nu gestopt is, nu kan ik nog meer een breuk forceren om richting die migratieroman te gaan.

Wij zijn tussen alleen witte Nederlanders opgegroeid, en dat vind ik wel jammer. Ik had geen contact met mijn achtergrond. Maar de andere kant daarvan was dat we daardoor heel hard moesten migreren, ons aanpassen. Ik ben zelf nooit gevoelig geweest voor argumenten als, “Ja, Meneer. Wat ben ik nou? In Nederland ben ik een Marokkaan en in Marokko ben ik een Nederlander.” In Marokko was ik gewoon een verwend kind, met een horloge, en schoenen die niet kapot waren. Er wordt gesproken over tussen twee culturen opgroeien. Dat kan niet, je groeit ‘in’ twee culturen op. Tussen betekent dat de culturen los staan, en de persoon in een vacuüm leeft. Sartre zei het zo: “woorden zijn ook daden.”’

 

 

Kijk hier voor alle titels van de BerberBiblitheek
Uitgeverij Jurgen Maas

Foto door: Friso Spoelstra

 

 

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Recent

24 mei 2023

Had je deze al?

23 mei 2023

Op drift geraakt

Literair Nederland - 10 jaar geleden

29 mei 2013

Geen behoefte aan zichzelf
Recensie door Olivier Rieter

Het verdwijnen van Robbert van Robbert Welagen (1981) gaat over een schrijver die lijkt op de auteur en die ook dezelfde naam heeft. In de roman schetst Welagen een alternatief leven dat hij geleefd had kunnen hebben na het verschijnen van zijn debuut Lipari toen hij 25 was.

Dit delen: