Schrijfles

Omdat ik het Nederlands op z’n Surinaams spreek, maar in Nederland Nederlands meen te moeten schrijven ? in geheim denk ik dat dit knapper zal lijken – vind ik het nodig te gaan lessen. Sommige vaardigheden krijg ik snel onder de knie, andere helemaal niet. Als het de-die-dat-het ding bijvoorbeeld. Yongu! Geprezen zij de spel- en grammaticazoeker! Want ook zonder lessen begrijp ik best dat een boek waarvan het begin luidt: Die man zei tegen die kind met die geit aan lijntje: ‘jongen doe een beetje snel dan, is niet alleen geitwerk is er vandaag om te doen’, zal moeten komen van een schrijver van zeer goeden huize, wil het intrede doen in literatuur van Nederlands Nederland. Dus dáárom.

Misschien dat dit een generatie verder veranderd zal zijn. Dat is niet ondenkbaar. Tenslotte zegt Nederlands Nederland nu ook al skowtu (politieagent) en pata (gymschoen). En wij nemen hun doekoe (geld; straattaal van West-Nederland) al even moeiteloos en graag over. In het kader van integratie, taalunie en zo vier en vijf, krijgen we dan zoiets als: A man zegt tegen a kind met a geit, enz. enz. Alle hoofdpijn door één lettertje weggevaagd. Wat zal het dan wemelen van de schrijvers, met al die geboren meesters in verhalen die zich eindelijk niet meer hoeven te storen aan ‘d’, ‘t’ en ‘dt’, ‘v’ en ‘f’, ‘z’ en ‘s’. 

Die lessen in allerhande schrijfvaardigheden zijn me overigens een waar genoegen. Ik leer op schrijfles ook anders te lezen.

Met gemengde gevoelens denk ik nu terug aan de tijd vóór die lessen. Ik dronk toen gulzig het ene na het andere sterke boek zonder dat mijn leesdorst ooit werd gelest. Dat is veranderd. Nu lees ik wel eens boeken waarna ik voor lange tijd niets meer aan geschreven woord te drinken wens, want ik heb op schrijfles geleerd de goocheltrucjes te ontdekken.

Een voordeel van schrijfles is dat ik nu weet dat kunstjes aangeleerd kunnen worden!

Een nadeel is dat het veel leesplezier vergalt. Ik lees nu meteen waar de schrijver acrobatische toeren uithaalt, wankelt, een misstap maakt, bijna door zijn capriolen te pletter valt maar net op tijd (of eigenlijk net te laat) als een marionet wordt opgetakeld en weer op het koord geplaatst.

Soms zijn het behendige, knappe, smetteloze en heel fraaie kunstjes die naadloos worden toegepast. Maar het zijn toch nog kunstjes.

Heel anders waren die spannende jorka tori, spookverhalen van moesje.

Gebaad en wel zitten we op voorzaalvloer, moesje op haar grkgrk-grkgrk-hobbelstoel. Vlammetje van kokolampu doet spokendans ? griezelige schaduwreflecties van petroleumlampje – rieten stoel zwijgt totdat onzichtbaar-iets plotseling erop is gaan zitten: krrr… Stikdonker is het erf waar privaat in een uithoek wacht, jij moet nódig.

‘Jorka zwerft nooit overdag… Daglicht is trééf van jorka…’, kiest moesje ongehaast haar woorden als kleurtjes waarmee zij haar plaatjes in beeld gaat brengen zodat jij ze ook kan zien. ‘Is wanneer maan is verdwaald en sterren van de hemel zijn gevallen… is dán pas gaat jorka zijn ronde doen…’

Verhaal begint meteen bij het eerste woord. Middendeel start een tweetal zinnen later en kabbelt vervolgens rustig voort, maar zelfs de ingehouden adem die stilletjes is ontsnapt aan degene naast je en vluchtig je arm streelt, kan voor jou aanleiding zijn om gillend op te springen, het werkelijk in je broek te doen.

Tergend langzaam schildert moesje haar verhaal, jij doet moeite te zien in het duister. Geen tekort aan franje om verhaal op te houden. Middendeel is lang lang lang. Niemand, jong noch oud, die het in zijn hoofd haalt om moesje aan te sporen voort te maken. Onrustig rustig blijft je bil op zijn plaats totdat moesje is uitverteld. Zijzélf heeft je stap voor stap, rustig rustig meegenomen. Zijzelf brengt je weer rustig rustig en veilig terug, ook al is er voor de rest van de nacht en nachten daarna schrik in je hart en bibber in je benen. ‘Is zo die uitwerking van jorka tori me kind’, lacht moesje haar zuinige welterusten-lachje.

Neem dan die hedendaagse westerse schrijfdocente, knappe schrijfster ook. Hoor wat ze om en bij zegt nò: de pen schiet uit zijn boog (begin) naar gewenste hoogte (climax) en zoeft vervolgens omlaag (einde).

Rustig rustig? Neks vanaan! Taal, gewoon omdat taal prachtig mooi en vloeiend goed geschreven is, uit liefde voor taal, taal om de taal? Nònò! Lezer weer netjes terug brengen? Die ziet maar hoe hij jumped, dat is verder zijn zaak! Een heel andere tijd. Een heel andere wereld met een zoevend snel tempo. Met andere wensen, kijk op zaken en smaak

Schrijfregeltjes die ontstaan in de ene literatuurwereld hoeven dan ook niet te werken in de andere literatuurwereld.

Wij, niet-westerse schrijvers, schrijven zoals onze moesjes vertelden: verhalend. De tijd nemen, niet recht op het doel af want dat is zo strak zakelijk, maar met vele fraaie bochten, zoals liba meandert voordat ze afzakt naar zee. Want dát is die sjeu, het smeuïge van Márquez, Chamoiseau en Allende: vooral niet recht op je doel afgaan maar rustig rustig je kronkels maken als moesje toen. Dit is geen kunstje dat wij hebben geleerd. Het is aangeboren. Oer en puur.

Wij willen ons verbeteren en overtreffen door te lezen, lezen, lezen. Door te leren van anderen, ook van schrijfdocenten en schrijfmeesters. Maar of we ons willen onderwerpen aan regeltjes, onze creativiteit aan banden willen laten leggen…

Regels zijn vóór al het andere, vrijheidsbeperkend.  

Marylin Simons,  Paramaribo, maart 2005 

Marylin (1959) debuteerde met de verhalenbundel Carrousel, Okopipi ? Paramaribo 2004. Van haar verschenen ook vertel-cd’s voor kinderen Anansi Dala met boekje (Paramaribo 2004) en Ballon Blaas (Paramaribo 2005). In het najaar 2005 zal bij de uitgeverij de Geus – Breda, een Nederlandse editie van Carrousel (getiteld Koorddansers) worden uitgegeven.

Recent

22 maart 2023

Driewerf rosé!

21 maart 2023

Alles geschreven...

Literair Nederland - 10 jaar geleden

26 maart 2013

De Grote Afgang in sof vertoon
Recensie door Hugo Brutin

Recensie door Hugo Brutin 

Het meest merkwaardige aspect van dit ‘journaal’ is niet zozeer het gebeuren op zich of de stijl waarin een dramatisch historisch feit wordt verteld, maar gewoon het feit dat het boek al meerdere decennia geleden ietwat haastig werd geschreven, werd opgeborgen in een lade van de vergetelheid en daarna toch maar voor publicatie bovengehaald toen het al lagen stof had verzameld en de auteur zijn rustig afgewerkte carrière als diplomaat al vaarwel had gezegd.