Het dak van de stationshal was hoog en de deuren stonden wagenwijd open. De wind ging zijn gang. Als stuifsneeuw had hij de mensen tegen muren en banken aangewaaid. Ik was voor het eerst sinds lang op pad, maar het was inmiddels zondag en ik wilde naar huis. Op het planningsbord stonden alle treinen die uitvielen. Een vijftal spreeuwen wachtte roerloos aan de voeten van een man die patat at. Hier zou vandaag niets meer gebeuren, ik verliet het station. Gisteren had ik nog geluisterd naar het gezang van vogels die een voorschot op de lente namen. Ploegend door de sneeuw vroeg ik me af of ze nu spijt hadden van hun overhaaste aankondiging. Waar ze überhaupt gebleven waren.
Dat ik gestrand was, zei ik tegen de jeugdige receptioniste met de paardenstaart. Met enig genoegen, want zo vaak komt het niet voor dat je dat zonder overdrijving kunt zeggen. Ze glimlachte professioneel, vroeg of het dus om één nacht ging. Terwijl ze het papierwerk regelde, keek ik over de rand van mijn mondkapje naar de enorme lobby en de aangrenzende bar. Ik vroeg me af of wij de enigen waren, hier. De barkrukken stonden er voor niemand. Een uitnodigende tekst prees cocktails aan. Je kon ze hier ophalen, begreep ik later, en dan drinken op je kamer. De receptioniste gaf me de sleutelkaart en wees naar achteren. De lift ging naar de elfde verdieping. Zonder muziek, ook in de donkere gang was het stil. Ik passeerde elf identieke deuren. Aan de deurkruk van de kamer naast de mijne hing een deurhanger met de tekst ‘niet storen’. Ik dacht opgewonden Spaans te horen.
De kamer was licht. Ik keek door het geluidsdichte dubbelglas naar buiten. De lucht hing zwaar en beneden was alles gesmoord in sneeuw. Alleen het luchtsysteem ruiste. Ik nam een bad en las daarna op de sofa bij het raam De uitvinder van de natuur van Andrea Wolf. Het boek gaat over Alexander von Humboldt, een ten onrechte enigszins vergeten 18e -eeuwse wetenschapper en ontdekkingsreiziger. Hij was het, die voor het eerst de samenhang in de natuur zag, iets wat wij nu als vanzelfsprekend ervaren. Misschien is dat, vergeten worden, het wonderlijke lot van geniale geesten die onweerlegbare inzichten voortbrengen. Een rusteloze man, Humboldt, met een onstuitbare reislust, die doorlopend overliep van ideeën en velen aanwakkerde met zijn kennis en enthousiasme.
Buiten was alles, behalve de wind, tot stilstand gekomen. Ik bevond me op de maan. Of in de film Lost in translation, maar dan zonder mensen en met sneeuw. Alleen Humboldt joeg me voort, op vulkaan-jacht, in een bootje op de Orinoco, voorbij de sidderalen, luisterend naar het melancholisch schreeuwen van aapjes in het regenwoud.
Mariken Heitman is bioloog en schrijver. In 2019 verscheen haar debuutroman De wateraap bij AtlasContact.