Voor kunstliefhebbers en geïnteresseerden in de geschiedenis van de Sovjet-Unie is een nieuw boek van Sjeng Scheijen een absoluut feest, zeker na het succes van zijn biografie uit 2009 over Sergej Diaghilev, de oprichter van het vermaarde Ballets Russes. Kunstenaars als Diaghilev, zijn compaan Alexander Benois en de schilder Kandinsky waren verfijnde lieden, zelfbewust en goed opgeleid en, in de tsarentijd, bekend met hofkringen, terwijl Malevitsj en Tatlin, de twee iconen van de Russische avant-garde waaromheen het nieuwe boek van Sjeng Scheijen, De avant-gardisten 1917-1935, is opgebouwd, van veel eenvoudiger komaf zijn.
Malevitsj was een autodidact, een begenadigd vertolker van zijn eigen ideeën, hoewel niet altijd door iedereen goed begrepen. Malevitsj is een charismatische man die echt school maakt. Vrijwel alle avant-gardekunstenaars van zijn tijd zijn beïnvloed door Malevitsj. Tatlin is de meer ingetogen eenling, die zich tracht te onttrekken aan de al te aanwezige Malevitsj. Tatlin houdt er ook andere artistieke opvattingen op na. Hij houdt zich vooral bezig met conceptuele kunst, met het maken van mechanische constructies, maar ook gebruikskunst als ontwerpen van bedrijfskleding en stoelen.
Sjeng Scheijen slaagt erin de artistieke wereld van de avant-garde op weergaloze wijze tot leven te brengen dankzij gedegen onderzoek op basis van uniek bronmateriaal.