Wat mij zo aanspreekt in de Italiaanse keuken is haar eenvoud. Een paar plakken prosciutto San Daniela en een zo vers mogelijke Burrata. Meer heb je toch niet nodig? Nou ja, een glas sprankelende prosecco erbij is natuurlijk wel lekker, want anders droog je uit. En avondzonnetje en goed boek maken het helemaal af. Dan voel je je echt een God in Italië.
Zo zag mijn vakantie er dit jaar in ieder geval uit. Het gerecht en de drank varieerden en de avondzon was soms een ochtendschemering of middagschaduw, maar dat goede boek was er altijd bij. Om precies te zijn zes goede boeken, maar eigenlijk toch weer één. Want ze waren allemaal van dezelfde auteur (Giorgio Bassani) en deelden een cruciale hoofdpersoon: de stad Ferrara. Een stad waar ik overigens zelf niet kwam, maar dat terzijde. Ik was er wel vlakbij, en kwam soms op plekken die ook in de boeken werden aangedaan. Zo ging ik op een vroege morgen in Bologna voordat er veel mensen op straat waren naar de Neptunus-fontein van Giambologna kijken, en deed daarna het ernaast gelegen Caffè Vittorio Emanuele aan. De bar was vrijwel leeg, en ik las genietend van de stilte en mijn espresso in De gouden bril: ‘Al keuvelend over koetjes en kalfjes komen we allemaal bij de Piazza del Nettuno. Ja. Voordat we uiteengaan moeten we een kop koffie van hem aannemen.’
Het is zo’n zeldzaam moment waarop je je één voelt met een verhaal, een schrijver, een geschiedenis. Een prima manier om je te onthaasten en afstand te nemen van de drukte van alledag. Iets wat mij met Bassani’s Verhaal van Ferrara geweldig goed lukte. Een verhaal dat bestaat uit zes boeken, die ik dus allemaal las. Ik vat ze hieronder stuk voor stuk in één zin samen.
Je leest Bassani’s Verhaal van Ferrara in een vloek en een zucht uit. Ook al zijn de zes boeken naar Bassani’s eigen zeggen moeizaam geschreven: ‘Schrijven, niet eens verwezenlijken in de voor Cézanne geldende betekenis van het woord schrijven, heeft me van begin af aan altijd de grootste moeite gekost. Nee, de spreekwoordelijke ‘gave’ heb ik helaas nooit gehad. Nog steeds struikel ik over ieder woord, halverwege elke zin dreig ik de kluts kwijt te raken. Ik schrijf, streep door, herschrijf, streep weer door. Tot in het oneindige.’
Maar dat oneindige, samengebald in één stad, biedt rust, verpozing en perfectie. Een betere vakantie kan je je niet wensen.