De vakantie breng ik dit jaar in Noorwegen door. Al dan niet concreet of in herinnering vergezeld door drie boeken: Zomer uit De vier seizoenen van Karl Ove Knausgård, Tussen april en september van Tomas Espedal en Nooit meer slapen van W.F. Hermans.
Herfst van Knausgård las ik al eerder – ja, gedurende de herfst. Lente en Winter heb ik nog niet gelezen. Alle delen, dat heb ik al wel gezien, zijn stuk voor stuk prachtig geïllustreerd. Ze bevatten allemaal korte stukken, mini-essays haast; een genre dat we van de Knausgård van vóór, maar ook wel degelijk uít de serie Mijn strijd kennen.
De notities in Herfst zijn geschreven voor zijn dochter Anne. Prachtige teksten zijn het, die je mondjesmaat tot je moet nemen en laten smelten als een bonbon op je tong. Zoals:
‘Van Gogh probeerde zich te verplichten tot de wereld, maar dat lukte niet, hij probeerde zich te verplichten tot het schilderij, maar dat lukte niet, daarom ontsteeg hij beide en verplichte zich tot de dood, pas toen kwam de wereld en het schilderij binnen zijn bereik. Want alle kracht in deze schilderijen, al hun manische licht en heel hun unieke vermogen om tot je door te dringen, waardoor ze eruitzien alsof het hemelse in het aardse is doorgedrongen en dat verheft, bestaat op voorwaarde dat zijn blik werkelijk een laatste is.’
Ik verheug me op Zomer!