Wie zegt dat hij niet bijgelovig is, liegt. We zijn het allemaal. En dan heb ik het niet over de traditionele, overgeleverde superstities die het kwaad moeten afweren, zoals het mijden van een zwarte kat, niet onder een ladder doorlopen en geen zout morsen. Zulke bijgelovigheden waarvan niemand meer weet wat de herkomst is. Ik bedoel de persoonlijke rituelen die juist het geluk dichterbij moeten halen, zoals de voetballer die voor de wedstrijd een kruisteken slaat, de leerling die op het examen een mascotte op zijn tafeltje zet of de gokker die zijn gelukssokken aantrekt voordat hij gaat pokeren. Zoals ik bij drie bevallingen hetzelfde lievelingsboek op mijn tafeltje had liggen en elk van de baby’s in dezelfde zachte kleertjes hulde. Het gevolg was wel dat we later, toen we eraan toekwamen om de foto’s in een album te plakken, niet meer wisten welk kind er was afgebeeld.
Het af te dwingen geluk eist echter grote offers. Ik vond dat de doorstane bevallingen op zich voldoende waren. Maar Doctor Faust verkocht zijn ziel aan de duivel in ruil voor kennis van de wetenschap, Paganini om de beste violist aller tijden te worden, Tommy Johnson de beste blueszanger. Ook Rob Schouten heeft er zijn gedachten over laten gaan:
Ziel
Ik zou liever een kwaliteitsziel hebben
die ik niet kende; niet dit inruilding
uit mensen die ik maar bekeken heb,
dat het alleen doet als ik ernaar kijk.
Mijn ziel zou ouderwets onzichtbaar zijn
en in mij zitten. Alles wat ik zweeg
en riep zou er duurzaam vervuld van zijn.
Ik zou er niet aan denken haar te wensen.
Zo’n ziel die je nog eens verkopen kunt.
In het boek The Ceremonies uit 1984 van T.E.D. Klein, die een klein, maar huiveringwekkend oeuvre op zijn naam heeft staan, bespreekt universitair docent Jeremy Freirs het onderwerp bijgeloof met zijn studenten. Moderne, rationele jonge mensen, die met geamuseerde scepsis aangeven dat zij zich niet bezighouden met flauwekul als vrijdag de dertiende en gebroken spiegels. Freirs besluit tot een test en zwaait met een dollarbiljet dat hij aan een student wil geven die de meeste minachting tentoonspreidt. In ruil voor een vel papier, ondertekend en voorzien van de datum, waarop geschreven staat dat de jongeman hem voor altijd zijn onsterfelijke ziel verkoopt. Maar zelfs deze ongelovige student waagt de gok niet.
In het verhaal van Franz Werfel, Géza de Varsany, oder: wann willst du endlich eine Seele bekommen, voelt Freddie, de lompe tienerzoon van zogenaamd verfijnde aristocraten, dat hij eindelijk de ziel heeft die zijn ouders hem ontzeggen, als hij het wonderkind Géza op de viool hoort spelen. ‘Freddies ziel was door de plotselinge, verbijsterende bewondering voor het hogere, het onbereikbare, verschrikt uit haar pop tevoorschijn gekomen.’
Wie net als Freddie voelt dat hij een ziel heeft als hij schoonheid ontmoet, in welke vorm dan ook, gaat die echt niet verpatsen aan de duivel, al zou je alle talen ter wereld mogen spreken. Zonder schoonheid is het leven zielloos.
Uit: Tevoorschijn stommelt het heelal / Rob Schouten, Arbeiderspers (1988)
Hettie Marzak is poëzierecensent en schrijft maandelijks een column voor Literair Nederland.