De afgelopen vier weken breng ik meer tijd in ziekenhuizen door dan in de afgelopen drie jaar bij elkaar. Omdat ik geen rust meer vind in vrouwenbladen draag ik iedere keer weer een teveel aan romans mee. Ik heb weinig ziekenhuisromans gelezen. Daarmee bedoel ik boeken die zich grotendeels afspelen in ziekenhuizen, die verder gaan dan observaties als ‘het ruikt naar ontsmettingsmiddel/de dood/oude mensen’, hoe langer ik erover nadenk des te minder titels ik kan bedenken.
Wat ik fijn vind aan verhalen is dat ze me onderdompelen in een wereld die ik niet ken. Zo biedt De Uitweer van Amy Liptrot het leven en de natuur van de Schotse eilanden, ik wissel het lezen af met zoeken naar afbeeldingen van de vele vogels die in het boek voorkomen. Maar ziekenhuizen ken ik – ik ken de taal en ben er het soort patiënt dat vermoeiende dwingelanderigheid probeert (…) af te wisselen met een afwachtende houding. Als er een plek is waar ik me op mijn gemak voel – puur omdat ik er de weg weet – dan is dat in een ziekenhuis.
Afgesloten sociotopen zijn vruchtbare literaire grond: als de arena begrensd is, staat alles op scherp; de rollen zijn verdeeld en het drama is – zeker in het geval van ziekenhuizen, waar niemand voor zijn lol komt – steevast urgent. Eilanden zijn ook afgesloten sociotopen, zelfs als je er naar believen weg kunt. Wat is het drama in De Uitweer – onveilige jeugd, vroeg alcoholisme, gezeur? Laten we het angst noemen.
Aan het begin van mijn tienertijd las ik twee jeugdboeken die ook, maar niet alleen, over ziekte gingen. Het een verhaalt over een meisje dat vanaf haar middel verlamd is. Franny, of Fanny, heeft niet lang meer te leven. Haar karakter – het veeleisende en het koppige, maar ook het krachtige – bleef me bij omdat ik het later in mijzelf en zoveel andere patiënten terugvond. Het boek is oud en praktisch onvindbaar: zelfs op de site van uitgeverij Lemniscaat hebben ze geen idee meer weer schrijver Susan Sallis is. Zolang het nog kan, de vertaalde titel van het veel mooiere Only love, blijkt zich grotendeels in een verpleeghuis/verzorgingstehuis af te spelen.
Verhalen over verzorgingstehuizen zijn er genoeg sinds men massaal over aftakelende moeders ging schrijven – het is echt iets anders. Ondertussen moet ik nog honderd bladzijden herstellende Amy Liptrot. Naast Franny valt dat drama een beetje tegen.
Het andere tienerboek laat zich al even moeilijk vangen. Ik herinner me een meisje dat wordt geopereerd aan haar hart, de voorbereidingen pijnlijk en vervelend, ze ligt op een afdeling met andere kinderen – ’s nachts omzeilen ze de verpleging en gaan op avontuur. Haar ervaringen leken op de mijne, niet qua ziektebeeld maar wel het gedeelte waarin zieke kinderen ook kinderen blijven. Na tweeënhalf uur wachten – op schoot de tas met lenzenvloeistof, schone sokken, De Uitweer – blijkt mijn operatie niet door te gaan. Net voor ik naar buiten loop, kom ik op de titel van dat andere boek: Het blijft geen pijn doen.
Marijn Sikken mijmert over lezen, verhalen en literatuur en schrijft daar columns over. Haar debuutroman, ‘Probeer om te keren’ (2017) verscheen bij Uitgeverij Cossee.