Het afgelopen weekend vond in Rotterdam de vierde editie van literair festival Woordnacht plaats. Het thema van dit jaar was ‘Stilte’. Op de zaterdagavond zijn er zes festivallocaties, verspreid over de binnenstad: Arminius, het Goethe-Institut, Theater Rotterdam en drie zalen in hoofdgebouw TENT. Bij sommige optredens, zoals een interview met Arthur Japin over diens roman Kolja, is een gebarentolk aanwezig. Ook is er een silent poetry slam, met optredens van dove artiesten.
Bij TENT kunnen vanaf zeven uur de entreekaartjes worden afgehaald. Wie een paar minuten te vroeg is, moet buiten wachten, binnen wordt nog gerepeteerd. Na zevenen worden de bezoekers verwelkomd met koffie en koekjes. Medewerkers delen overzichtelijke, mooi vormgegeven programmaboekjes en plattegronden uit. Een dag eerder, op vrijdag 25 oktober, heeft Nelleke Noordervliet de Anna Blamanlezing verzorgd. Er is een stapel exemplaren van de gedrukte versie over, gratis mee te nemen.
Poëzie op muziek
In zaal één van TENT trapt dichter Peggy Verzett de avond af. ’s Middags heeft ze de eerste Jana Beranováprijs uitgereikt gekregen in de pas verbouwde boekhandel Donner. Speciaal voor Woordnacht werd een muzikaal programma gemaakt op basis van haar teksten en gedichten. Ze wordt begeleid door Kobi Arditi op de trombone en Mathijn Den Duijf op de piano. Bij haar opkomst vertelt ze dat de zaal veel resonantie heeft. Waarschijnlijk zal het publiek weinig van haar poëzie verstaan, voorspelt ze.
Inderdaad zijn de woorden niet verstaanbaar, maar de klanken des te beter. Bovendien zet Peggy Verzett haar lichaam in om haar boodschap kracht te geven: ze gooit haar armen omhoog, keert het publiek de rug toe en danst weg bij de microfoon. Af en toe verstaat het publiek een flard van de tekst: een vader loopt met een vaas, een paar seconden later ‘moet hij terug’. Waarom hij terug moet en waar ‘terug’ is, blijft dankzij de akoestiek een mysterie. Juist dat geeft het optreden van Peggy Verzett iets extra’s.
Avond vol advies
Daarna begint in zaal drie het ‘debutantenprogramma’. Hierin gaat een gevestigd auteur in gesprek met een aanstormend talent dat nog bezig is met zijn of haar eerste boek. Eerdere aanstormende talenten waren onder anderen Carmien Michels (Europees kampioen poetry slam en inmiddels gedebuteerd als dichter met de bundel We komen van ver) en Bianca Boer (auteur van de recent verschenen roman Draaidagen en zelf ook aanwezig op Woordnacht voor een interview dat later op de avond plaatsvindt).
Dit jaar mag Vincent Kortmann zich bij hen aansluiten. Hij zal in gesprek gaan met festivaldirecteur Hans Sibarani en Manon Uphoff, die in 1995 debuteerde met de verhalenbundel Begeerte. Voordat het zover is, vertelt Manon Uphoff over de periode waarin zij aan haar debuut werkte. Ze wist toen al dat Begeerte een basis zou worden waarop ze de jaren erna zou kunnen voortbouwen. In elk kort verhaal was namelijk een groter verhaal verborgen. Ze vergelijkt haar schrijfproces met een matroesjka, een pop die je kunt openmaken en waaruit steeds een nieuw figuur tevoorschijn komt.
Opgroeiende meisjes in de literatuur
De telefoon van Hans Sibarani piept. ‘Momentje,’ zegt hij tegen het lachende publiek. ‘Ik dacht dat ik hem had uitgedaan.’
De telefoon blijft de rest van het gesprek piepen, maar Manon Uphoff trekt zich er niets van aan. Ze vertelt over het schrijfproces rondom Vallen is als vliegen, haar recentste roman: ‘Ik denk niet dat iemand anders dit boek kon maken.’ Het gesprek gaat verder over recensies. Na haar debuut las Manon Uphoff in een recensie dat wel heel veel verhalen uit het boek over opgroeiende meisjes gingen. ‘Het was precies de helft,’ zegt ze. In de jaren 90 kregen opgroeiende jongens meer aandacht in de literatuur en áls het al over meisjes of vrouwen ging, bleef dat vaak braaf. Manon Uphoff schreef destijds bewust over niet alleen begeerte, maar ook de woede die daarbij kan komen kijken: ‘Ik wilde laten zien dat woede ook een kracht is, een energie, een motor.’
Vincent Kortmann betreedt het podium. Zijn boek – het zal verschijnen bij uitgeverij Atlas Contact en een titel heeft het nog niet – gaat over een negentienjarige jongen die door alle vrouwen in zijn leven is verlaten. Dan krijgt de jongen plotseling een stiefzus, die steeds extremere streken uithaalt. Manon Uphoff heeft de eerste vijfenzeventig pagina’s van het manuscript mogen lezen, maar het publiek krijgt alleen het begin te horen. Het is dapper dat Vincent Kortmann voordraagt, aangezien hij benadrukt dat het redactieproces nog bezig is. De eerste zin is alvast indrukwekkend: ‘Vanaf het balkon schoot mijn stiefzus Fay haar luchtbuks leeg op conservenblikken in de tuin.’ Een verschijningsdatum is nog niet bekend, maar het voorgedragen fragment smaakt naar meer.
Schrijfprocessen
Jammer genoeg wordt er niet ingegaan op het schrijfproces van Vincent Kortmann. Wél prijst Manon Uphoff de toon en de vertelstem in zijn manuscript. Ook is ze onder de indruk van de dialogen, zelden zijn die bij beginnende schrijvers zo naturel. Ze is van mening dat ‘de innerlijke motor van de hoofdpersoon’ belangrijker voor het verhaal is dan een plot.
‘Het moet wel echt ergens over gaan,’ werpt Vincent Kortmann tegen. Hij vindt het belangrijk om naar een bepaald punt toe te werken. ‘Het verhaal mag niet uitgaan als een nachtkaars.’
Manon Uphoff geeft advies, niet alleen aan Vincent Kortmann, maar aan iedereen die een boek wil schrijven: ‘Ga aan de gang met je eigen stem en geloof erin. Het maakt niet uit of je uiteindelijk goede of slechte kritieken krijgt. Je hebt daar geen invloed op, dus geloof vooral in wat je kunt.’ Vincent Kortmann vraagt hoe Manon Uphoff haar personages, die vaak bizarre handelingen verrichten, geloofwaardig kan neerzetten. ‘Je moet het zelf geloven,’ is haar antwoord. Na het optreden verlaat het publiek de zaal, maar zij blijft achter om nog even met Vincent Kortmann over zijn boek-in-wording te praten, zonder toeschouwers.
Grote thema’s
Hierna interviewt Alek Dabrowski de schrijvers Bianca Boer en Christiaan Jongeneel. Hij vindt Magda is overal van Christiaan Jongeneel, ‘een complexe roman’, en voegt eraan toe dat het is bedoeld als compliment. Het is namelijk ‘de eerste grote 9/11-roman’. Ook in dit gesprek is plot een discussiepunt. Voor Bianca Boer, schrijver van Draaidagen, is plot niet belangrijk: ‘Ik wil mensen maken en ze op elkaar laten reageren.’ Haar roman gaat enerzijds over Auschwitz en anderzijds over Judith, die figureert in een film die zich afspeelt tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Bianca Boer draagt een fragment voor waarin de verhaallijnen samenkomen: de filmset voelt als bezet Nederland. Zowel de voordracht als de inhoud wekken de roman tot leven voor het publiek. Over Draaidagen vertelt ze: ‘Sommige geschiedenissen gaan generaties lang door. De hoofdpersoon krijgt geen kind, omdat ze niet wil dat de geschiedenis zich herhaalt.’ Ook Christiaan Jongeneel mag voordragen. Magda is overal blijkt inderdaad complex: de roman telt drie delen en uiteindelijk draait het boek om de vraag of Magda wel bestaat. Hoewel beide auteurs uit Rotterdam komen en voor een groot thema hebben gekozen, hebben ze compleet verschillende boeken geschreven.
Overvloed aan optredens
Woordnacht kent een erg vol programma. Om half negen ’s avonds zijn bijvoorbeeld de volgende optredens bezig: ‘Silence of the Slam’ met diverse spoken word-artiesten; een gesprek met Marcel Möring; ‘Dat soort volk’ met Jan Oudenaarden, Erik Brus en Alek Dabrowski; ‘Debutanten’ met Manon Uphoff, Vincent Kortmann en Hans Sibarani; en ‘Reprise: Montere weemoed’ met Thomas Verbogt en Beatrice van der Poel.
Het is voor een bezoeker onmogelijk meer dan drie programmaonderdelen op de avond te zien zonder halverwege een optreden weg te gaan. Daardoor is er bij sommige optredens slechts een handjevol mensen aanwezig. Het is mooi dat Woordnacht zowel aanstormend talent als grote namen een podium biedt, maar de vraag rijst of het festival niet nóg beter tot zijn recht zou komen met minder locaties of een grotere tijdspanne.
Beeld: Annaleen Louwes