Hilversum, augustus ’88. Binnen één week staat het leven van hoofdpersoon Erik Poelman volledig op zijn kop. Hij heeft voor het eerst seks met een vriend van de middelbare school, Maurits, en zijn jeugdvriend Johannes wordt vermoord. Beide gebeurtenissen hebben een enorme impact op hem. In Augustus vertelt hij in een terugblik over deze twee, zo totaal verschillende vriendschappen tijdens zijn middelbareschooltijd, een tijd waarin hij, als menig jongvolwassene, worstelt met van alles en nog wat – niet in het minst met zijn seksuele geaardheid. Hij is onzeker, een denker en een twijfelaar, wordt moe van zijn dialogue intérieur over vriendschap, geloof en seksualiteit, en verloochent zichzelf met enige regelmaat.
Eric de Rooij (1965) is schrijver, dichter en humanistisch geestelijk begeleider. Hij debuteerde in 2020 met De wensvader. We spreken elkaar in Leiden naar aanleiding van het verschijnen van Augustus. Zowel Augustus als De wensvader verschenen bij uitgeverij kleine Uil.
Augustus ademt de sfeer van de jaren tachtig, er zijn telefooncellen waar je met kwartjes moet betalen, mensen zitten op zaterdagavond thuis voor de buis voor een spelshow, aids maakt homo’s bang en zet anderen aan tot de meest walgelijke uitspraken. Holly Hobby is ‘hot’ bij de meisjes, voor lp’s ga je naar de Free Record Shop en op straat kun je sannyasins tegenkomen, de in oranje geklede volgelingen van Bhagwan.
Johannes en Maurits
Erik wordt op de middelbare school door zijn jeugdvriend en kerkganger Johannes bij diens vrienden geïntroduceerd: ‘wees goed voor Erik, hij is een kerkeloze gelovige’. Het groepje blijkt te bestaan uit ‘bleke pubers die er ’s nachts nooit op uitgingen, alle avonden thuisbleven en ’s zondags naar het Woord luisterden’. Erik voelt zich voor het eerst thuis bij een groep: ‘Ik hoorde bij hen omdat ze niemand op voorhand uitsloten.’
Met de komst van Maurits in zijn klas verandert er veel voor Erik. Maurits gaat gekleed in giletjes, strakke, witte of lichtroze overhemden, draagt lakschoenen, gebruikt eyeliner en bleekt zijn haar. Hij is veel spannender dan Johannes en neemt Erik mee naar de gaycafé’s en -disco’s in Amsterdam. Ze maken er een spel van om af te geven op bijna alle mannen daar: ‘Jongens waren we, maar geen aardige jongens.’
Als kind wil Erik een tijdje ook gelovig zijn, net zoals Johannes, want dat lijkt zekerheid te bieden, maar dat gaat over. Als ze wat ouder zijn bidt Johannes voor zijn zielenheil, niet omdat Erik homo zou zijn, maar omdat hij niet gedoopt is en verbonden aan een kerk. Johannes was ‘zonder dat hij het wist mijn geitenpaadje naar God.’
Johannes is daarnaast ook schijnheilig, doet van alles wat God verboden heeft en zit vervolgens ’s zondags met een kater in de kerk. Als zijn vriendin zwanger blijkt komt de dominee op de proppen. In niet mis te verstane woorden krijgt het stel te horen wat ze moeten doen. Trouwen en geen seks meer tot het huwelijk. Erik snapt niet waarom Johannes de kerk trouw blijft.
Augustus gaat over twee levensbepalende vriendschappen. Je noemt het autofictie, net als De wensvader. Maar er is een groot verschil. Augustus is veel woester, het lijkt erop dat je dit moest schrijven, klopt dat?
‘Die moord op een vriend is iets wat ik van nabij heb meegemaakt en dat hakte erin. Een paar jaar daarna, begin jaren negentig heb ik al eens 20 à 30 pagina’s geschreven, over de tragiek van het gebeurde en de woede die ik toen voelde. Ik heb ze nooit herlezen.
In het boek dat er nu ligt, zit meer afstand en minder woede en de personages zijn minder eendimensionaal. Ik begrijp Johannes nu ook beter. Ik vroeg mij toen steeds af waarom hij bij die kerk bleef waar iedereen hem veroordeelde. Maar die kerk was de enige plek waar hij, ondanks alles, veiligheid voelde, hij wist niet beter.’
Maurits zet op een gegeven moment een contactadvertentie in De Telegraaf. De advertentie is niet ondubbelzinnig alleen op mannen gericht, maar het zijn wel uitsluitend mannen die reageren. Maurits is op zoek naar spanning, niet zozeer naar contact met een man, maar wil vooral ‘geen saai leven’. Hij wil gewoon eens kijken wat er gebeurt. Erik laat zich meeslepen.
De jongens maken een selectie en dat brengt hen bij Freddy in Scheveningen, een veertigjarige homoseksuele man tegen wie ze stug volhouden dat ze geen homo zijn. Freddy haalt Indisch eten in huis voor de jongens en zoekt toenadering, maar Maurits en Erik komen niet met eerlijke bedoelingen en maken hem achteraf vooral belachelijk. Freddy voelt zich terecht gebruikt door de jongens. Zijn vraag ‘waarom?’ snijdt door merg en been.
‘Freddy staat voor de ouder wordende homoseksueel. Iemand die net als ieder ander behoefte heeft aan vriendschap, liefde en seks. Voor jongens als Maurits en Erik waren mensen boven de dertig oud. Zij konden hen niet zien als mensen met verlangens en een eigen leven. Ze hadden een kille blik op ouderdom. Je kan je afvragen wat moet een veertigjarige met jongeren van begin twintig, maar dan kijk je ook met een gekleurde bril. Freddy hunkert naar iets, maar het is de tijd van aids en iedereen is bang.’
Bij hun overhaaste vertrek valt het Erik op dat Freddy alleen hem de woorden van Frederik van Eeden influistert: ‘De enige manier om een vriend te hebben, is er een te zijn.’ ‘Eigenlijk zegt Freddy daarmee: Homo’s delen de schrammen die het leven hen heeft gegeven, zij weten hoe uitsluiting werkt, wees daarom zo solidair mogelijk met elkaar.’
Een ontroerend personage in Augustus is neef Kaj. Hij is al dood. Hij had aids en werd verstoten door zijn familie.
‘Neef Kaj neemt een belangrijke plek in. De angst voor aids was enorm in die tijd. Hij hoorde bij de generatie jongens die net op de drempel van hun seksuele leven stonden. Hoe moesten ze met aids omgaan? Hoe konden ze een relatie aangaan, hoe konden ze experimenteren? Die angst is wel veranderd, maar in die tijd stond aids voor doodgaan op een verschrikkelijke manier.’
Alleen bij zijn grootmoeder bleef hij welkom. Dat is mooi.
‘De taal die zijn eigen familie voor hem gebruikt is veroordelend en uitsluitend. Maar uitsluiten gebeurt nooit voor de volle honderd procent, er is ook instinct, de bijna dierlijke kant van familieliefde die de verstotene weer terughaalt, in de hoop op herstel, een terugkeer in de kudde, in de familie of in de (kerk)gemeenschap. Die dubbelheid past bij het leven.’
Erik is gevoelig voor taal
‘Inderdaad. Voor de afwijzing in taal. Die doet hem zich onveilig voelen. Niet alleen zijn familie, maar ook binnen zijn vriendengroep en op televisie wordt op botte en denigrerende wijze gesproken over homoseksualiteit. Door te benoemen wat taal met anderen doet hoop ik dat de lezer zich afvraagt “gebruik ik inclusieve taal of sluit ik mensen uit door mijn taalgebruik?”. Daarom ben ik misschien wel geestelijk begeleider geworden, een vak waar goed gekozen woorden ertoe doen.’
Een van de helden van Erik is Hans Warren. Hij gaat zelfs onaangekondigd naar Zeeland om hem op te zoeken. Waarom is hij zo belangrijk?
‘Omdat Hans Warren voor mij persoonlijk heel belangrijk was, zeker in de jaren tachtig. Als dichter, maar ook als openlijk homoseksueel en samenwonend met een man.’ Eric de Rooij is een keer bij Warren op bezoek geweest. Erik, de hoofdpersoon uit Augustus loopt de grote dichter echter net mis.
‘Die scène heeft een functie, want daarin krijgt Erik het gevoel dat hij alles net niet meemaakt.’
Het net missen van iets komt vaker voor in de roman. De Rooij kent dat gevoel, hij was in de buurt toen zijn vriend werd vermoord, hij had op dat moment ook kunnen besluiten om bij hem langs te gaan, maar deed dat dus niet. Niet alleen de moord, maar ook het net ‘missen’ daarvan heeft hem nog lang beziggehouden.
De Rooij noemt in dit kader ook het werk van Kavafis, de Griekse dichter van het ‘net niet, van het verlangen dat net niet tot bloei komt’ over wie Hans Warren en Mario Molegraaf de essaybundel Ik ging naar de geheime kamers schreven. Erik in Augustus, kan zich het boek niet veroorloven, maar gaat veelvuldig naar de boekhandel om erin te kunnen lezen.
In de week dat dit gesprek plaatsvond stond er in de krant dat onder invloed van een conservatieve, christelijk rechtse wind in Amerikaanse staten in korte tijd ruim 2.500 boeken in de ban zijn gedaan. Van The Catcher in the Rye tot Harry Potter. Het zijn boeken over seks, gender, racisme, geestesziekte, abortus en magie. Augustus zou die lijst zeker halen. Dat zou zonde zijn geweest want het is een zeer lezenswaardig boek.
De Rooij schetst prachtige scènes en is in staat met weinig woorden veel te zeggen en direct de juiste sfeer en emoties op te roepen. Bijvoorbeeld, in de kerk tijdens de begrafenis van Johannes: ‘Ik vroeg me af waarom ik hier was. Voor Johannes. Johannes in de kist zonder bloemstuk.’ Deze kerkdienst weet De Rooij huiveringwekkend te beschrijven, om over de woedende reactie daarop van Eriks moeder nog maar te zwijgen.
Fotograaf: Alfred Oosterman
Augustus, Uitgeverij kleine Uil (2022)