Nergens een afslag
Zo’n kleine tien jaar geleden heb ik samen met mijn zoon een rondreis gemaakt door Turkije. Een prachtig land waar de geschiedenis als het ware voor het oprapen ligt, vaak verscholen in talloze kleine, wat verborgen archeologische sites. Aan het eind van onze trip reden we met ons minibusje over de snelweg van Ankara naar Istanboel. Alvorens aan te komen op onze plaats van bestemming in het centrum van de stad, reden we een paar uur door onafzienbare sloppenwijken onheilspellend beschenen door de namiddagzon. Na wat stil uit het raampje te hebben gekeken, zei ik tegen onze Koerdische gids, een vriendelijke vijftiger, dat het typisch was dat er nergens afslagen waren. ‘Nee’, zei hij, ‘dat klopt. Waarom ook?’ Dit antwoord verpletterde mij enigszins en ik repliceerde wat schaapachtig: ‘Ja, waarom ook?’ Het duurde even tot de portée van zijn opmerking goed tot mij doordrong. Natuurlijk, er waren helemaal geen afslagen nodig. Die armoedzaaiers daar in die krotten hadden geen enkele interesse in die snelweg. Wat hadden ze daar te zoeken? Hun gammele auto’s zouden niet eens worden toegelaten en de tol konden ze niet betalen. En wij, op de snelweg, hadden geen enkele behoefte aan een afslag. Wat hadden wij in die afbraakbuurten te zoeken? Je zou er alleen maar verdwalen en beroofd worden, als je al niet vakkundig werd omgelegd. Nee, gewoon doorrijden, kijken en denken aan een heerlijke maaltijd in een fijn hotel in het centrum met uitzicht op de Blauwe Moskee. Het afschuwelijke is hier normaal geworden en bijna niemand die dat nog ziet.
Het reisje met mijn zoon zal mij om allerlei redenen altijd bijblijven. Ik moest er weer even aan terugdenken bij het lezen van Dat vreemde in mijn hoofd van Orhan Pamuk. Het is een liefdesverhaal dat zich in zo’n wijk afspeelt. Het gaat over een jonge man die zich met zijn straatarme familie vanuit Anatolië gevestigd heeft in Istanboel, op zoek naar werk en een beter leven. Het boek schetst vanuit het perspectief van meerdere personen een beeld van het leven in de grote stad. De hoofdpersoon is Mevlut, een Bozaverkoper. Boza is een traditioneel Turks drankje op basis van yoghurt. Elke dag trekt hij er op uit naar het centrum van de stad met zijn juk over zijn schouders waaraan bevestigd twee zware manden met Boza, zelf thuis klaargemaakt. Het gaat om de ontmoeting van het traditionele Turkse plattelandsleven met dat van de moderne grote stad. Het is een prachtig verhaal waarin je de hele problematiek van het huidige Turkije weerspiegeld ziet.
Het gaat om de kloof tussen arm en rijk, mensen met en zonder perspectief. Op dit moment zien we dat de armen oprukken naar de stad en steeds vaker hun plaatsje aan de dis opeisen en in Turkije is Erdogan hun held. Wat zich in Turkije afspeelt, speelt zich ook mondiaal af, bijvoorbeeld aan de grens van Mexico met de VS, maar ook aan de grens van de Europese Unie en Afrika. Maar goed, ik vraag mij af hoe het nu gaat met Pamuk. Hoewel hij zich in zijn boek niet of nauwelijks uitlaat over politiek, is het volstrekt duidelijk waar hij staat. Zouden zijn boeken in Turkije veel gelezen worden, of heeft hij vooral buitenlandse lezers? Ik zag indertijd niet zoveel boekhandels in Istanboel.
1 reactie
Prachtig, vooral ‘Nergens een afslag’. Maar ook voor de rest: complimenten aan (mijn oud-collega) Huub Bartman!
R.A. Basart