Konstantin Paustovski (1892-1969) is in Nederland vooral bekend van de zeven boeken die Wim Hartog vertaalde voor Privé Domein. Een reeks die begon met Verre jaren in 1970 en eindigde met De gouden roos in 1987. In dit laatste boek vertelt Paustovski het verhaal van Jean-Erneste Chamette, een Parijse vuilnisman. Die veegde dagelijks juweliersplaatsen aan. Hij zeefde het goudslijpsel uit het stof en het vuil, net zolang totdat hij voldoende had om er een gouden roos van te maken. Paustovski vergelijkt zijn werk als schrijver met dat van Chamette. Alle observaties en indrukken, het zijn ‘allemaal korreltjes poedergoud.’ Paustovski: ‘Wij schrijvers winnen deze miljoenen korreltjes in de loop van tientallen jaren, wij vergaren ze zonder het zelf te merken, smelten ze om in een legering en smeden dan daaruit onze ‘gouden roos’: een novelle, een roman of een gedicht.’
Een variant van het beeld van de gouden roos komt terug in Goudzand (2016). Wim Hartog tekende wederom voor de uitstekende vertaling. In Ten geleide schrijft Paustovski: ‘Voor een schrijver is het geheugen bijna alles. Het opgespaarde materiaal ligt er niet alleen maar opgeslagen. Het waardevolste blijft er als een toverzeef achter. Stof en molm vallen erdoor en worden door de wind weggevoerd, en slechts het goudzand blijft achter. En daarmee worden dan kunstwerken gemaakt.’ Een prachtig beeld. In Goudzand krijgt de lezer een beeld van de ‘eeuw’ van Paustovski, van 1914 tot 1968. Een lange periode met de beide wereldoorlogen en de periode daarna. Het boek begint met de beschrijvingen van zijn kinderjaren in de Oekraïne, het platteland met ‘velden vol hennep en met witkalk bestreken, keurige boerenhuizen.’ En eindigt met zijn laatste brief uit 1968 met de indrukwekkende slotzin: ‘De aarde is onze woning, geef haar niet uit handen aan verwoesters, laag volk en heethoofden. Wij als erfgenamen van Poesjkin, zullen daar rekenschap en verantwoording over moeten afleggen.’ Goudzand is een mooie hernieuwde kennismaking met het werk van Paustovski.