Er valt een grijze ochtendregen. Ik poets mijn tanden en kijk naar buiten. Er scharrelt een egel in de tuin. Hij is de enige: katten en mensen zitten achter het raam en wachten af. Dit dier trotseert niet alleen de regen maar ook het daglicht met zijn bijziende oogjes. Hij stiefelt langs de heg, duikt onder stengels door, klimt het stoepje op en weet exact het gat in het hekwerk te vinden. Daar verdwijnt hij naar de buren. Ik loop naar de wastafel en spoel mijn mond. Een egel hoort thuis in de schemer. Ik keer terug naar het raam. Daar is hij weer, zijn puntige bekje vol dorre bladeren. Hij kuiert dezelfde route terug en verdwijnt in de uiterste hoek van mijn tuin. Egels houden van georganiseerde chaos. Dode takken, bladeren, vergeten hoeken en bosjes om in te schuilen. Dit vat mijn manier van tuinonderhoud redelijk samen.
De tuin geeft aan, ik stuur hoogstens bij. De els die een paar jaar geleden uit zichzelf ontsproot, liet ik staan, al knot ik ieder jaar zijn pruik. Van zijn takken maak ik wallen. Ondanks die kaalslag zijn de tenen ieder jaar dikker. Over niet al te lange tijd zal hij het van mij en mijn handzaagje winnen. Het zevenblad, dat meerdere zomers op rij in steeds krachtiger golven de kop opstak, liet ik ongemoeid. Het kriebelde zich onder terrastegels een weg van west naar oost, maar lijkt sinds een jaar of twee op zijn retour. De fut is eruit. Dit jaar werd er niet eens gebloeid. Alsof de tuin zichzelf genas. Je zou mijn aanpak ook als lui kunnen bestempelen, het is maar hoe je ernaar kijkt. Wat telt is dat ik de egel een plezier doe. Hij sjouwt af en aan met dor blad. Ik voel me schuldig.
Gisteren snoeide ik de laurierkers, de enige tuinbewoner waar ik het niet zo op heb, met zijn onbuigzame, leerachtige blad. Ik snoeide om komend voorjaar iets meer zon te vangen. Van de giftige takken maakte ik een vlechtwerk voor de composthoop. Misschien dat ik tijdens het snoeien een voet op het egelhol zette en moet de zoolganger daarom restaureren, bij daglicht nog wel. Hij schudt zich uit als een hond, verstapt zich bij het stoepje, een achterpootje glijdt weg. IJverig klimt hij er alsnog op. Die redt zich wel.
Het is een fijne eigenschap van planten, dat ze tegen de klippen op groeien en dat bijsturen volstaat. Nergens groeit niets. Maar het verhaal waar ik al een tijd aan werk, stagneert. Ik kan aan weinig anders denken. Niet dat het helpt, dat denken. Er duikt geen plotselinge els op, ook geen egel. Al zit er natuurlijk wel een egel in het verhaal want als je het echt niet meer weet, kun je altijd nog over egels schrijven. Een waarheid die ik niet op een papiertje boven mijn bureau hoef te prikken. De nijvere egel werkt ondertussen onverstoorbaar door. Zijn winternest is bijna af.
Mariken Heitman is bioloog en schrijver. In 2019 verscheen haar debuutroman De wateraap bij AtlasContact.