Zolang ik op slippers blijf lopen en mijn door de zomer gebruinde voeten kan zien, is de zomer nog niet voorbij. Oh ja, en als ik in de vroege ochtend de buurvrouw vanuit haar achtertuin hoor telefoneren, in het Pools. Waarbij ik me verbeeld dat het Portugees is. Dat ik weer in Portugal ben waar de Oekraïense kokkin, (Marina, tenger als een ballerina, wat ze ook was, in Portugal werd ze pas kokkin) in de keuken pasteitjes bakt. Marina (ik haal haar uit de omhaakte vorm naar open zinnen), sprak Portugees in verbaasd klinkende en korte zinnen. Ik leerde van haar wat Oekraïense gerechten te maken. Deruni (aardappelpannenkoekjes) en borsjtsj, in ruil gaf ik haar de Portugese woorden die ik kende: ‘manteiga’ voor boter, ‘azeite’ voor olijfolie, ‘cebolas’ voor uien, ‘sopa de couve’ voor koolsoep, ‘panelas’ voor pannen, ‘forno’ voor gasfornuis, ‘cheira bem’ voor wat ruikt het lekker.
Portugese woorden leerde ik uit de vertaalde boeken die wekelijks bij de zaterdageditie van de krant Publico te verkrijgen waren. Bloed van anderen van Simone de Beauvoir werd O sangue dos outros. Ik las ze naast elkaar:
‘Hij opende de deur en alle ogen werden op hem gericht:
‘Quando abriu a porta, todos os olhos se voltaram para ele:
“Wat willen jullie van me?” vroeg hij.
“Que me querem?” perguntou.
Laurent zat schrijlings op een stoel voor de haard.
Laurent estava escarranchado numa cadeira diante do fogo.
“Ik moet weten of de beslissing vóór morgenochtend genomen wordt of niet,” zei Laurent.
“Preciso de saber se está ou não decidido para amanhã de manhã”, disse Laurent.’
‘Amanhã de manhã’ zei ik in situaties waar ik niet goed uit kwam. Het kwam eruit als een belofte, als iets dat nog niet helemaal zichtbaar was maar dat wel zou worden. Inmiddels heb ik koude voeten, sokken mag ik pas aan als dit stukje klaar is. Naast me ligt de nieuwe Terras, met Portugeestalig proza en poëzie van dertig schrijvers, uitgezocht en vertaald door elf vertalers. Hoe gebruiken we woorden, waar blijven ze als we ze niet meer uitspreken, ‘wat worden we als we alleen nog kunnen zeggen wat we ons kunnen veroorloven?’ De kernvraag in de dystopische roman Echologie (2018) van de Portugese schrijfster Joana Bértholo. Anne Lopes Michielsen vertaalde er enkele fragmenten uit. Zoals deze, in ‘de mond als portaal’ vraagt een kind aan haar moeder:
‘Mamaaaaa?’ (denk aan het langgerekte ‘Mae’ van Portugese kinderen)
‘Ben je al wakker?’
‘Denk je dat we dichter bij elkaar zouden zijn als er geen “ik” en “jij” zouden zijn?’
Of:
‘Mamaaaaa?’
‘Ja, Candela.’
‘Waarom is het verleden onvoltooid?’
Met deze editie van Terras had ik in Portugal willen zitten, waar woorden nieuwe betekenissen kregen. En nee, het verleden is nooit voltooid. Nu eerst sokken aan, en hopen dat dit boek van Joana Bértholo inmiddels vertaald bij de boekhandel ligt. Haar aansprekende taal moet ik lezen. Lees overigens eerst deze Terras, getiteld ‘Lusofonie’, klinkt als een muziekstuk, een compositie van prachtige verhalen in fijnzinnige vertalingen.
Inge Meijer is een pseudoniem en schrijft over wat zich in de kantlijn van de literatuur begeeft.