Ik moest aan Honder jaar eenzaamheid denken. Dat kwam door de toestand in Venezuela waar ze het al dagen zonder elektriciteit moeten stellen. In Trouw stond een artikel Langzaam rot alles weg in Venezuela. De verslaggever merkt op dat vlees, vis en andere bederfelijke waar niet meer verkrijgbaar zijn. Winkels en markthallen zijn onverlicht. Er wordt geplunderd, de plunderaars worden gewelddadig gestraft. Door hyperinflatie werden er voor de stroomuitval al geen bankbiljetten meer gedrukt, door de stroomstoring is pinnen niet meer mogelijk. Een man die een tros bananen koopt (‘een beetje groene’) moet beloven dat hij het eens zal betalen. Venezuela krult zich gedeeltelijk om Colombia, waar de schrijver Gabriel García Márquez vandaan komt en er begin jaren zestig Honderd jaar eenzaamheid schreef.
Ik ben aanhanger van de gedachte dat afhankelijkheid eens bekocht moet worden. Als er één radartje uitvalt van het systeem waar we ons dagelijks leven op bouwen, zakt de boel in elkaar. Zoals een brug het niet lang houdt zonder die ene moer die het lostrillen van onderdelen moet tegengaan.
Ik pak het boek erbij. ‘Vele jaren later, voor het vuurpeloton, moest kolonel Aureliano Buendia denken aan de lang vervlogen middag, toen zijn vader hem meenam om kennis te maken met het ijs dat de verrotting van bederfelijk voedsel zou tegengaan.’ Deze openingszin deed me toen beseffen dat een ijskast ooit een toekomstdroom was. De derde zin, ‘De wereld was nog zo jong dat vele dingen nog geen naam hadden en om ze te noemen, moest je ze aanwijzen met je vinger.’ verleidde me onherroepelijk tot doorlezen. Nog steeds, als ik deze zin lees, scherpt het mijn blik, alleen nu meer op het verleden waar het voorheen op de toekomst was gericht.
De geschiedenis als tijdsbubbel waarin alles aanwezig is dat nodig is om het leven in beweging te brengen, ten goed of ten kwade. Waar soms wat van zolder wordt gehaald dat er eerder (ongewenst geacht of uit de mode) naartoe was verbannen maar toch weer dienst kan doen. In Honderd jaar eenzaamheid herhaalt de geschiedenis zich voortdurend zonder werkelijke vooruitgang of verbetering. De eerste generatie Buendia begint met Kolonel Aureliano, die na de dood van zijn grote liefde, de oorlog ingaat en tijdens zijn omzwervingen zeventien vrouwen zwanger maakt. Alle zeventien bevallen ze van een zoon, Aureliano genaamd. Vijf generaties later verliest de laatste Aureliano zijn vrouw tijdens de geboorte van hun zoontje. Hij raakt aan de alcohol en verwaarloost zijn zoontje, dat sterft. Daarmee eindigt het verhaal.
Het artikel in de krant eindigt met de observatie van een vrouw die een paar zakjes ijs voor drie dollar per stuk koopt bij een vrachtwagen. Door gebrek aan functionerende ijskasten deden ijsblokjes bijeen gehouden in een zakje, het weer goed. De vrouw kan, dankzij het geld dat familie haar vanuit het buitenland stuurde, een paar zakjes kopen. Onder de verzuchting ‘Net de Middeleeuwen’ loopt ze ermee weg. In Venezuela bijt de vooruitgang zichzelf in de staart.
De 73e druk van Honderd jaar eenzaamheid verscheen in 2017 bij uitgeverij Meulenhoff, vertaling Mariolein Sabarte Belacortu en C.A.G. van den Broek.
Inge Meijer is een pseudoniem. Zij schrijft over boeken als steunpilaren van het leven en over ontdekkingen in de marges van de literatuur.