Toen Tom Lanoye in ‘De Wereld Draait Door’ een stukje uit zijn solo Ten oorlog voorlas, dacht ik: O nee hè, niet wéér zo’n over de top Shakespeare-achtig stuk à la die andere Vlaamse voorstelling, Risjaar Drei, door Toneelhuis Olympique Dramatique. Niets was minder waar, gelukkig zaten er ook verstilde momenten in. En belangrijker nog: de insteek was uiterst origineel. In drie achtereenvolgende ‘afleveringen’ schetste Lanoye een evolutie van de taal, beginnend bij de vijfvoetige jambe van de vroege Shakespeare (daar zit meer swing in dan in het Franse alexandrijn, aldus Lanoye) en eindigend met Richard III (inderdaad, weer Risjaar Drei) die spreekt ‘in de wegwerptaal van de razendsnelle beeldcultuur’, aldus het programmaboekje.

Tegen het eind van de voorstelling zegt Lanoye, en het wordt voor de duidelijkheid nog even geprojecteerd op een doek achter op het podium:

bevrijd van taal
    nachtegaal

Even later komt er nog een leeuwerik voorbij. Respectievelijk een vogel die prachtig zingt en eentje die bij onweer omhoog vliegt en daarmee al eens eerder symbolisch werd opgevoerd in een onvergetelijke cabaretvoorstelling door Sito en Marijke Hoving.

Wanneer het er écht om draait, laat taal ons in de steek. Uitten koningen als Richard III en regeringsleiders zich alleen maar in gebral, in nietszeggende, zichzelf vrij pleitende uitspraken als ‘Met de kennis van nu’ of – zoals de solovoorstelling eindigt – met een kinderliedje: Een, twee, drie vier, hoedje van, hoedje van …., waarbij Lanoye – ook al weer heel symbolisch – ‘papier’ onuitgesproken liet. En de zaal, die het begreep, ook. Wat rest is vogelgezang of woordloze muziek, of een combinatie van beide zoals in de muziek van Olivier Messiaen.

Die twee vogeltjes, de nachtegaal en de leeuwerik, parachuteerden mij vanuit de Amsterdamse Stadsschouwburg tientallen jaren terug, naar een concert in het kader van het Festival Religieuze Muziek in Maastricht. Een uitgelezen gezelschap met, als ik me goed herinner, George Pieterson (klarinet), Vera Beths (viool), Anner Bijlsma (cello) en Reinbert de Leeuw (piano) speelden er op een avond Messiaens Quatuor de la fin du temps. De componist schreef dit stuk in 1941 tijdens krijgsgevangenschap in Görlitz (Silezië). Het is de klarinet die in het deel L’abîme des oiseaux vogelzang imiteert. Of liever misschien: een vogel is, vrij vliegend in de lucht, zoals de vlinders die kinderen in Theresienstadt tekenden en waarover Pavel Friedman in 1942 dichtte:

Zo’n schittering van geel,
Vloog onbelemmerd de hoogte in,
Weg, ik weet het zeker, omdat
Hij onze wereld vaarwel wilde kussen.

Messiaen kuste de gevangenen toen, en de mensen van nu in een tijd van onzekerheid. Woordloos.


Els van Swol leest alles wat los en vast zit en slaat als het even kan geen toneelvoorstelling van Shakespeare over. Zij bezoekt regelmatig het concertgebouw waar ze dan weer over schrijft in haar columns.