Voelen of niet voelen, dit gegeven komt in al zijn facetten aan de orde in De verdovers, het nieuwste boek van Anna Enquist.
Het VU-Medisch Centrum in Amsterdam nodigde Anna Enquist uit om enkele maanden mee te lopen op de door haar gekozen afdeling anesthesiologie. Hier ligt de bron voor deze roman. Het motief om juist deze discipline te kiezen ligt in de tegenstelling die de anesthesiologie vormt met haar eigen vak: de psychotherapie. De anesthesist voorkomt pijn bij de patiënt, verdooft deze zodat hij of zij niets van de operatie en de pijn voelt of merkt. De psychotherapeut zoals Enquist zegt ‘haalt de pijn bij de patiënt naar de oppervlakte omdat het heilzaam is te voelen wat er in hem of haar omgaat, dit hoort bij de therapie en draagt bij aan de genezing’.
Een schrijver uitnodigen om mee te lopen op een afdeling in het ziekenhuis en vragen om het beschrijven van de ervaringen, draagt enig risico. Het kan resulteren in het binnenhalen van een paard van Troje.
Dat is niet gebeurd al heeft Enquist wel haar eigen Griekse familiedrama gecomponeerd. De roman heeft talloze dramatische elementen. Vermeende moedermoord, onverwerkt jeugdtrauma, driehoeksverhoudingen, veel onrust, onheil, misverstanden, falende relaties, zelfmoord, kortom drama ten top en dat alles speelt zich af in de levens van een kleine, sterk bij elkaar betrokken familie werkend in de medische wereld.
De hoofdrolspelers zijn de nogal afhankelijke, kinderloze weduwnaar psychotherapeut Drik, zijn zus Suzan, anesthesiste en vrouw van psychiater Peter, Driks beste vriend, onrust brengende student psychiatrie Allard, en nichtje Roos, dochter van Suzan. Ze zorgen met z’n allen, door hun uiteenlopende karakters en eigenaardigheden voor een hechte maar moeizame familierelatie.
Alle dramatische elementen zijn bij elkaar gebracht in een eigentijdse, vlotte thrillerachtige doktersroman die zich afspeelt in de ziekenhuiswereld. Geen romantische pulp voor op het strand met ridders op witte paarden maar een zeer gedetailleerd, hier en daar pikant en met spanning geschreven roman over echte dokters in witte jassen die in het ziekenhuis hun medische specialisatie uitoefenen.
De tegenstelling tussen de psychotherapie en de anesthesiologie is tot in de finesses uitgewerkt, de beschrijving van wat zich in de beroepen van ‘bewust voelen’ en ‘verdoven’ afspeelt is zeer uitvoerig, en wordt gepresenteerd met hantering van de vigerende nomenclatuur op een manier die een arts in opleiding als werkverslag zou kunnen indienen (waarvoor hij dan een dikke voldoende zou krijgen).
Nadat de vrouw van Drik overleden is neemt hij na een lang rouwproces de draad op door Allard, student psychiatrie als patiënt aan te nemen. Die ‘devil in disguise‘ brengt nogal wat teweeg. Allard verandert van studie en komt bij Driks’ zus Suzan in opleiding. Gewenste intimiteiten met verschillende personen op ongewenste plaatsen zorgen voor spannende verwikkelingen.
Deze verwikkelingen zorgen dat je blijft lezen, nieuwsgierig naar het verloop van het verhaal, maar brengen ook sym- en antipathieën naar boven want de vreemde gedragingen van de personages worden steeds aperter en hun handelingen zijn niet zo uitgewerkt dat hun gedrag altijd even logisch is. De vaak gebruikte thema’s zoals somberheid, verdriet, falen en moeilijke relaties vragen soms wat veel empathisch vermogen van de lezer.
Hoofdpersoon Drik, afkorting van Diederik, dat ‘machtig, sterk’ betekent, gedraagt zich als het tegenovergestelde. Zijn zorgzame zus Suzan heeft hem erg geholpen tijdens de ziekte en na het overlijden van zijn vrouw maar is ontdaan als Drik de draad weer op wil pakken en ‘zich niet meer totaal laat bemantelzorgen’. Ze is ook een beetje de draad kwijt omdat dochter Roos op kamers is gegaan, en stort zich als vanouds op haar werk. Het thema werk speelt sowieso een grote rol in het boek. Er wordt hard gewerkt in het ziekenhuis en in alle disciplines zijn er wel een paar artsen die daardoor ‘verdoofd’ raken. Ze hechten aan hard werken en verdieping in hun vak en slagen hierin vaak beter dan in het onderhouden van goede onderlinge verhoudingen. De specialisaties worden scherp getypeerd: ‘de anesthesie is een schuilplaats voor neurosen, in de psychotherapie helpt cognitieve gedragstherapie overal voor, de orthopedisch chirurgen werken alsof ze in timmerwerkplaatsen staan en verrichten luidruchtig beulenwerk, terwijl de hartchirurg al geïrriteerd wordt door zacht gepraat.’.
Zoals in eerdere romans komt ook hier het meervoudige vakmanschap van Enquist tot uiting. Door een intrigerende en zorgvuldig opgebouwde en uitgewerkte plot rondom de gecompliceerde karakters van Drik, Suzan, Roos en student Allard, weet ze de lezer tot het laatst te boeien. Hoewel de verhaallijn af en toe wat springerig is, heeft het boek diepgang en is de betrokkenheid bij de thema’s die serieus, professioneel en spannend zijn uitgewerkt, oprecht. Als lezer kun je hopen op een reprise over een ander vakgebied.
Anna Enquist is psychoanalytica, heeft een conservatoriumopleiding en heeft in 20 jaar een respectabel oeuvre van proza en poëzie geschreven. In haar vorige roman Contrapunt worden de persoonlijke gevoelens over het verlies van haar dochter, en het andere hoofdthema, de Goldbergvariaties van J.S Bach door haar kennis en muzikale gave tezamen, eveneens tot een uitzonderlijke roman gecomponeerd.