De tomatenplanten voor het raam aan de tuinkant worden ondersteund door een stok en rechtgetrokken door een touw, bovenaan een lat omhoogehouden. Zo blijven ze fier rechtop. Ik wil ook een stok om rechtop te kunnen blijven. Na een weekend Antwerpen, het reizen in overvolle treinen, trilt het hart, spreek ik met raspende stem. Daartegenover klinkt het zachte Vlaams nog in me door, de ongewone zinsopbouw, gebruik van werkwoordsvormen. Terwijl ik bedachtzaam de trap opga, (onregelmatig bonkt het hart), denk ik, ‘niet panikeren!, niet panikeren!’ Een gevleugelde uitspraak van een van onze lieve vriendinnen waar we dit weekend logeerden, is ‘Nu. nie. panikeren hé!!!’ Uitgesproken op bezwerende toon tegen haar vrouw, of haar kinderen. Waarbij ze beide handen tot schouderhoogte opgetrokken, bezwerend naar beneden brengt. Meestal wordt er dan eerst nog wat gepanikeerd, waarna alles rustig wordt. Wij genieten daarvan, de passie die daarin zit. Maar vooruit, eerst ga ik de werkkamer dweilen. Er komt een nieuwe tafel, een statafel, door Mijn lief gezaagd en getimmerd, om het verderfelijke zitten, (het nieuwe roken, is het niet?) te vermijden.
Het was nieuws deze week, dat omwonenden die blootgesteld zijn aan het ultrafijnstof veroorzaakt door de bedrijvigheid op Schiphol, een vergrote kans op hart- en vaatziekten hebben, dood door hartfibrilleren werd met name genoemd. Ik dacht, ultrafijnstof is in alle steden, we hebben ermee te doen. Laat me denken aan toen ik door Antwerpen fietste, ik me opeens afvroeg of de inhoud van een Belgische boekenkast veel verschilt van een Nederlandse. En ja, natuurlijk doet ie dat, in het huis van onze vriendinnen stonden hoofdzakelijk Vlaamse auteurs: Dimitri Verhulst, Annelies Verbeke, Saskia De Coster, Hugo Claus, Peter Verhelst, Lieve Joris, Lize Spit (zonder een spoor van Van Essen), Louis Paul Boon. Voor het slapen nam ik Voor het vergeten van Verhelst uit de kast, over het sterven van zijn moeder aan een hartaneurysma. Wat een teder boek, een moeder te willen behouden door over haar te schrijven.
Fragmenten die tot de verbeelding spreken. Verhelst beschrijft hoe de vader thee zet in de keuken, een broodje erbij, dit mee naar boven neemt. Onderwijl loopt zijn vrouw, de moeder van Verhelst, van de badkamer naar de slaapkamer. Traag is haar gang, ze beroert met haar hand de witte blouse die over de balustrade gedrapeerd ligt. Of, zo wil de schrijver het, dat zij haar witte blouse, waarin ze de avond tevoren gekleed ging voor een feestje, licht beroert, een zwevend afscheid. Ze zegt dat ze nog ‘even’ gaat liggen (dat ‘even’ is funest). Op dat punt, (wetende dat zij sterven zal aan een bloedend hart) wil ik roepen, ‘ga niet liggen, blijf wakker, maak de symptomen zichtbaar’. Maar ach, wat weet ik ervan, enkel dat ik niet ga liggen als mijn hart tekeer gaat. Vermoedend dat de dingen die de dood tot gevolg hebben dan zijn beloop zullen krijgen. De vader belt hem op, ‘Ik denk dat ma aan het doodgaan is’. Mijn hart klopt, niet panikeren, wring de dweil uit, schuif de hoge tafel naar binnen. Schrijf op een archiefkaartje, vergeet Verhelst niet, schaf dat boek aan. Denk aan scheurende aderen, dat dat zomaar kan.
Inge Meijer is een pseudoniem, ziet graag andermans boekenkast.