Voor je het weet wijkt de waarheid af naar een leugen. Dat heeft te maken met hoe je iets brengt, belangrijke feiten verdraait of weglaat. Enthousiasme speelt daarbij een rol. De vis is altijd groter dan toen die gevangen werd. De geest verzint er lustig op los als het om afmetingen, aantallen en vermogens gaat.
‘Dichtung und Wahrheit’, het hield me bezig nadat ik de biografie van Boudewijn Büch had gelezen. Hij sierde zijn leven met verzinsels. Leugens eigenlijk. Maar dat klinkt weer zo hard. Liegen als een soort ‘met voorbedachten rade’. Plannetjes maken om er zo voordelig mogelijk mee weg te komen. Hij decoreerde zijn leven met verschillende verzonnen levens.

Ik heb wel een idee hoe een van de mythen, rond het vermeende kind van Büch, is ontstaan. Het begon tamelijk onschuldig. Hij raakt als begin twintiger bevriend met zijn voormalige en tien jaar oudere lerares Nederlands, en haar man. Hij komt bij hen thuis, vermaakt ze met zijn verhalen en humor, blijft eten, slaapt op de bank. Het is gezellig al verlangt hij wel haar onverdeelde aandacht. Als ze zwanger is, verbreekt Büch alle contact met haar. Dan ontvangt hij een brief van haar, waarin ze schrijft dat ze een zoontje heeft gekregen. Dat ze het kind naar hem hebben vernoemd; Boudewijn. Ze besluit met de wens het kind graag aan hem te willen laten zien want ‘hij is ook een beetje van jou’. Waarop Boudewijn extatisch van vreugde zijn vrienden meedeelt dat hij ‘vader’ is geworden.

Daar begon de waarheid af te wijken van de werkelijkheid. Hij is overweldigd dat het kind ook ‘een beetje van hem is’. Alsof die mededeling hem een licence to live gaf. Zijn vrienden zijn oprecht verrast, feliciteren hem met zijn zoon. Die felicitaties maakten hem echt tot vader. Op dit punt zeg je niet: ‘Oh nee, wacht. Het is niet écht mijn kind’. Dat doe je niet, je wilt dat verzinsel laten voortduren. Er staan vele verzinsels in de roman De kleine blonde dood beschreven. Waarin hij van de moeder een alleenstaande alcoholiste maakt die haar kind verwaarloost en laat hij het kind, door een val van de trap, op zijn zevende doodgaan. Die roman, met de dood van het kind, kan gezien worden als een manier om die hele geschiedenis achter zich te laten. Al bleef hij, desgevraagd, volhouden dat hij vader van een zoon was. En wie zijn twijfels toonde, die bande hij uit zijn leven.

Op 17 januari 1969 schreef hij in zijn dagboek: ‘Als je alles neemt wat ik geschreven heb, brieven en gewoon proza, en je neemt daar alle franje en overdrijving vanaf. Dan heb je mijn leven. Heel netjes op de lijntjes.’ Tja, tussen Boudewijn Büch en de werkelijkheid hingen vele verzinselen.

 

Citaat uit: Boudewijn Büch, het verzameld leven. (Prometheus 2016)


Inge Meijer is een pseudoniem, leest de godganse dag, schrijft daarover.

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Inge Meijer: