Wordt Couperus nog gelezen? De boeken der kleine zielen, De stille kracht, Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan? Of Eline Vere? Het is verplichte kost tijdens de studie Nederlands, maar daarbuiten? Ik ken niet veel mensen die het boek met plezier nog eens lezen, of die er voor de eerste keer aan durven te beginnen. Toch was er een tijd waarin Eline Vere bovenaan mijn lijstje van meest geliefde boeken stond. Toen de lerares Nederlands op de middelbare school het eerste hoofdstuk van deze roman hardop voorlas in de klas, was ik meteen betoverd. Ik leunde achterover en liet me meevoeren op de taalstroom die over me heen vloeide als warm water. Nooit eerder had ik zoiets moois gehoord.
Eline Vere, geschreven tussen 1887 en 1888, is een subtiele psychologische roman, geplaatst in een wervelend panorama van de Haagse society, waar het leven van enkele welgestelde families met een lange rij van bals, diners, entertainment en uitstapjes fungeert als tegenpool van het toenemend gevoel van isolatie van de heldin. Eline is een jonge vrouw in Den Haag aan wie het vermogen ontbreekt gelukkig te zijn, ook al heeft ze alles mee: een rijke familie, veel aanbidders, maar haar leven is leeg en doelloos.
Naturalistische roman
Louis Couperus heeft met Eline Vere een exemplarisch voorbeeld van de naturalistische roman geschreven. Alle kenmerken van de stroming komen naar voren in de persoon van Eline: een nerveuze figuur die sterk gelooft in het noodlot en een sombere kijk heeft op het leven. Ook bij de andere personages in het boek komt het fatalisme sterk naar voren. Eline is bovendien een pathologisch persoon en uiteindelijk bezwijkt ze aan haar nervositeit, wat tekenend is voor het naturalisme. Ook het determinisme komt in Eline tot uiting: ze voelt zich niet vrij om te gaan en staan waar ze wil vanwege het gegoede milieu waarin ze is opgegroeid. Haar bevlieging voor een operazanger drukt haar met haar neus op die feiten.
Hoewel ze 23 jaar is in het verhaal en ik pas 15 toen ik het voor het eerst hoorde, voelde ze als een verwante ziel met haar stemmingswisselingen, haar melancholieke buien en extatische uitbarstingen. Ik was in de puberteit, maar omdat mijn ouders niet bekend waren met dat verschijnsel, werd het niet gezien: wat je geen naam kunt geven, bestaat niet. Ik was gewoon een lastig kind. In Eline herkende ik veel van mezelf: haar dromerigheid, haar idealisme, maar ook haar zeer aardse dagelijkse leven. Haar hang naar luxe en weelde werd gesymboliseerd door haar twee minnaars Otto en Vincent. Ik voelde me verwant aan Eline, omdat ze zo op me leek – afgezien van die twee minnaars dan toch – en ik wist dat als onze levens elkaar gekruist hadden, zij mij begrepen zou hebben.
Ik las en herlas het boek tot ik het bijna van buiten kende.
Decadentie en hypochondrie
Toen ik ouder werd, voelde ik minachting voor haar. Ik wist inmiddels dat het leven geen romannetje was. Soms voelde ik de neiging om Eline een schop onder haar decadente achterste te geven en om haar streng toe te spreken: stel je niet zo aan, meid, kom met je luie kont van die sofa af en ga iets nuttigs doen. Want Eline hoefde geen vloeren te schrobben, luiers te spoelen, of zware tassen te dragen met aardappelen en bloemkool, zoals andere romanfiguren uit de naturalistische werken van Emants en Buysse, die bittere armoede leden in een mensonwaardig bestaan. Dus wat had dat mens in ‘s hemelsnaam te klagen? Ze droeg geen enkele verantwoordelijkheid en hoefde niet in haar levensonderhoud te voorzien. Ze had moeten trouwen met de gezonde, flegmatieke Otto en een dozijn kinderen moeten krijgen, dan had ze wel anders in het leven gestaan. En als ze niet de erfenis van tante Vere had gekregen, had ze moeten werken voor haar brood, misschien van negen tot vijf op een kantoor. Ze zou geen tijd hebben gehad voor haar onverklaarbare hypochondrie.
Later kreeg ik meer aandacht voor de briljante woordkeuze van Couperus, zijn muzikaliteit, zijn taalgebruik uit een tijd die niet meer bestond, maar die nog steeds kon naklinken in onze tijd. De hoofdlijn van het verhaal met zijn talloze zijsporen, de compositie van alle aspecten die samen kwamen op de juiste plaats: ik raakte het niet meer kwijt. En ik begon excuses te zoeken voor Eline: het was haar lot, haar karakter, het was niet haar fout dat ze was zoals ze was. Andere protagonisten in de roman die veel positiever in het leven stonden, waren leeghoofden of dom en vulgair, zoals Elines zuster Betsy en George en Lily. Ik wist wel wie ik liever had.
In de tram: Eline is dood
Eline pleegt op het einde zelfmoord, bewust of niet, door laudanum te drinken. In 1888 werd de roman als een feuilleton gepubliceerd in de krant en de lezers waren zo getroffen door haar dood, dat volslagen vreemden elkaar op straat en op de tram vroegen: ‘Heb je het al gehoord? Eline is dood.’ Alsof ze werkelijk had bestaan voor hen, net zoals voor mij.
Vaak heb ik gespeeld met de gedachte een ander einde te bedenken, waarbij Eline niet gestorven is, maar heel gelukkig met Otto in een landhuis woont. Clare Lennart heeft dat in een van haar verhalen zo beschreven. Maar mijn bewondering voor Couperus staat dat niet toe. Ik hou van bijna al zijn boeken, maar nog steeds het meeste van Eline Vere. Ze beïnvloedt mijn spraak met haar taal, ze ergert me soms met haar larmoyant en en langoureus gedrag, maar ik neem dat op de koop, zoals je doet bij mensen van wie je houdt.
In 1991 werd het boek verfilmd en even deed dat de belangstelling voor de roman opleven. Maar hoewel Eline Vere haar intrede heeft gedaan in de Canon van de literatuur, wordt de roman nog maar zelden echt gelezen, tenzij een gedreven docent hem als verplichte kost oplegt en de geest van Eline voor eventjes de harten van de studenten mag beroeren.