Dit jaar is het honderd jaar geleden dat het tijdschrift en de gelijknamige Nederlandse kunststroming De Stijl het levenslicht zag. Het tijdschrift had een enorme impact, die tot vandaag de dag en tot ver buiten onze landsgrenzen voerde. Met als onbetwist stijlicoon de Rietveldstoel van Gerrit Rietveld, een ietwat oncomfortabel ogende, oorspronkelijk ongeverfde houten stoel. Maar dat oncomfortabele was volgens Rietveld geen probleem: ‘Zitten is een werkwoord, als je moe bent ga je maar liggen.’ Een sales-pitch die potentiële kopers niet echt overtuigde; de verkoop van de stoel kwam pas op gang toen Rietveld zijn stoel in de primaire kleuren schilderde die hij had afgekeken van schilder Bart van der Leck. Kleuren die de stoel zouden verankeren in ons, nee, in het Europese culturele DNA. Het is dan ook logisch dat de vorig jaar overleden Pieter Steinz de Rietveldstoel heeft opgenomen in zijn illustere overzicht van ‘de kunst die ons continent bindt’. Samen met onder andere de klassieke Griekse vaas, gotische kathedraal, Déesse van Citroën en Ulysses van James Joyce. Allemaal Made in Europe, een inzicht dat volgens Steinz een welkom tegengif is voor de continentale verdeeldheid die zo alomtegenwoordig lijkt te zijn.
Een prachtig tegengif dat ik graag tot me neem, ook al is die continentale binding niet nieuw voor mij. Zeker in literair opzicht, wat weer duidelijk bleek toen ik eind 2016 de balans opmaakte van mijn lezerij dat jaar. Ik had alleen Europese ,of beter gezegd West-Europese boeken gelezen, een enkel uitstapje naar het Oosten daargelaten. De tweeëntwintig boeken die ik had gelezen kwamen uit slechts zes landen: Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, Nederland en Rusland. Blijkbaar hadden deze landen mij in 2016 alles te bieden wat mijn lezershart begeerde. Ik kon dan ook, om een oude stadsgenoot van me te parafraseren, eigenlijk maar tot één conclusie komen: ‘zoo ik ièts ben, ben ik een Europeaan’.
Maar alhoewel ik in 2016 literair gezien verre van een globetrotter ben geweest verveelde ik me geen moment. Ik las soms een kleinood van nipt honderd pagina’s, maar ook uitschieters met een tienvoudige omvang. Waaronder prachtige boeken, over moeders (Nederland en Engeland), de Tweede Wereldoorlog (Frankrijk en Duistland), de ondoorgrondelijkheid én onvermijdelijkheid van een volksaard (Rusland en Italië), die diepe indruk op me maakten. Allemaal ‘Made in Europe’ dus.
Toch knaagt het licht aan mij. Is die Europese eenkennigheid niet te beperkt? Moet ik niet weer eens voorzichtig over de grenzen van ons continent gaan kijken? Philip Roth misschien, of Gabriel García Márquez of Kobo Abe? Of misschien iets van een hedendaagse Amerikaanse, Afrikaanse of Aziatische auteur? Het zou mijn wereld vast verruimen. Maar als ik dan mijn ogen laat glijden over De bekeerlinge van Hertmans, dat ik nu aan het lezen ben, besef ik dat ik daar nog niet aan toe ben. Ik dompel me weer onder en geniet van een ongemakkelijke mengeling van kruistochten, pogroms en een verboden liefde. Het verhaal zelf is niet het mooiste dat ons continent heeft voortgebracht, maar de roman scoort daarbij wel hoge ogen. Europeser dan dit kan een boek bijna niet zijn.