De afgelopen dagen moest ik denken aan de Zimbabwaanse schrijver Chenjerai Hove. Dat kwam door de berichtgeving over Robert Mugabe, dat hij was afgezet en ondertussen daadwerkelijk is afgetreden. Dat had Chenjerai Hove nog moeten meemaken, dacht ik. Sinds 2001 leefde deze dichter en prozaschrijver als banneling, eerst in de VS en later in Europa. De laatste jaren woonde hij in Noorwegen waar hij in 2015 op 59 jarige leeftijd overleed. Zijn roman Beenderen dat ik begin jaren negentig las, verwarde me. Het is een betoverend maar ook gruwelijk boek over een oude vrouw (Marita) die op zoek gaat naar haar – sinds de burgeroorlog – verdwenen zoon. Beslist geen boek dat je in een keer uitleest.
Later begreep ik dat de oude vrouw in Beenderen de personificatie was van de negentig jaar dat het duurde voor Rhodesië in 1980 onder Mugabe, het onafhankelijk Zimbabwe werd. Vooreerst bleef ik zweven tussen de raadselachtige taal van de schrijver en de tekenen van genocide van een bevolkingsgroep. Ondertussen was ik zwanger en breide de ene na de andere sok. Het ritmisch tikken van de breipennen (van de boord naar de hiel, de lengte van de voet en afrondend bij de teen), begeleidde de zoektocht van de oude vrouw naar haar zoon. Wat een gruwelijke tocht was, zoals de geschiedenis was van Rhodesië tot het Zimbabwe werd. Maar ik was gefascineerd.
Deze week las ik er weer stukken uit. De zoektocht van de oude vrouw naar haar verdwenen zoon en naar geluk. Nu pas begreep ik dat ze niet naar een levende zoon zocht, het ging om zijn geschiedenis te bewaren door zijn beenderen te vinden. Om ze mee naar huis te kunnen nemen en onder een boom op het erf te begraven. Pas dan zal hij rust vinden. Voor ze op weg gaat vertelt ze haar buurvrouw:
’Ik ga binnenkort weg bij mijn man.’
‘Wat? Wou je je man zomaar verlaten? Wat bezielt je? Een man zonder vrouw is als een blad zonder boom, weet je dat dan niet? Marita, denk na.’
‘Ja, ik ga morgen weg om mijn zoon te zoeken in de stad. Ze zeggen dat vrouwen hun kinderen hebben gevonden en zijn teruggekomen, gelukkig. Ik wil gelukkig zijn.’
Literatuur brengt geschiedenis in overzichtelijke en daardoor (beter) verteerbare stukken. Op de bank, breiend aan een sok kan alles nog eens herkauwd worden en is er niets te vrezen. De betekenis van Beenderen won opeens aan actualiteit toen ik een reportage las van journaliste Seada Nourhussen (Trouw 23 nov.). Zij sprak een Zimbabwaanse boer die zijn land in 2016 kwijtraakte door onteigening van de overheid. De graven van zijn voorouders liggen nu in een stuk land waar hij geen toegang toe heeft. “Hij wijst naar de stapels stenen rond een boom (…) ‘Mijn familiegeschiedenis is nu van hen. Hoe moeten zij rusten?’
De grote dingen van het leven bevinden zich in zulke eenvoudige vragen. En ik denk aan Chenjerai Hove, en wat hij van deze ontwikkelingen gevonden zou hebben.
Inge Meijer is een pseudoniem. Zij schrijft over boeken als steunpilaren van het leven en over de ontdekkingen die zij doet in de marges van de literatuur.