Frankrijk: Reis naar het einde van nacht en De wereld als markt en strijd
In de avonduren op de camping in Normandië las ik de Nederlandse vertaling van Reis naar het einde van de nacht (1932) van Louis-Ferdinand Céline. Het invloedrijke boek maakte zo’n indruk dat ik op vakantie geen ander boek meer heb gelezen toen ik het uit had. Ik maak een vergelijking met het debuut van Michel Houellebecq, die door Céline beïnvloed is.
De nieuwsgierige, immer ontevreden en rusteloze hoofdpersoon Bardamu neemt je mee naar de absurditeiten van de Eerste Wereldoorlog, waarin de autoriteiten de naïeve en machteloze soldaten aanmoedigen om zich voor volk en vaderland te laten afslachten aan het front. Bardamu heeft daar echter geen zin en weigert nog langer mee te doen aan de zinloze strijd, wat hem de minachting van zijn vriendinnetje Musyne oplevert. Bardamu, die in het boek terugblikt op zijn jonge jaren, zegt: ‘Ontegenzeglijk werkt de oorlog op hun eierstokken, ze eisten helden, en ook al was je dat absoluut niet, je moest toch net doen alsof, of anders hing het ergste en schandelijkste lot je boven ’t hoofd’. De Reis staat vol met dit soort scherpe en meedogenloze commentaren op het menselijke gedrag, die vrijwel altijd, aangenaam of niet, hout snijden. Céline toont ons de wereld als een grote komedie, waarin mensen constant bezig zijn om de lage motieven waardoor ze worden gedreven te verhullen.
Bardamu wil weten hoe de wereld daadwerkelijk in elkaar zit en dat brengt hem geregeld in de problemen. Wanneer hij genoeg heeft van de oorlog, vertrekt hij per schip naar de tropen, waar hem een nieuw avontuur te wachten staat. Aan boord krijgt hij het aan de stok met zowat de hele bemanning, feestvierende koloniale ambtenaren die zich bedreigd voelen door de mysterieuze, zwijgende vreemdeling die wel betaald heeft voor de overtocht. Zodra iedereen misbruik maakt van zijn positie (de privileges van een ambtenaar) is er immers niets aan de hand, maar een spelbreker als Bardamu gooit roet in het eten. Ze voelen zich betrapt en willen van de ‘verrader’ af. Kort gezegd: Bardamu haalt zich de grootste ellende op de hals door zich aan de regels te houden. Later, wanneer hij dokter is in een arme voorstad van Parijs, weten zijn patiënten hem zover te krijgen onbetaald te werken. Je kunt toch niets vragen van een arme sloeber? redeneert de jonge arts. Bardamu wordt er steeds weer ingeluisd. Wanneer hij bij een schimmig zaakje betrokken raakt, laat hij echter zijn goede intenties varen. Dan kiest hij er bewust voor om ‘verder te gaan in de nacht’.
Célines aandacht voor de schaduwzijde van het bestaan, voor ziekte, dood en verval, zien we terug in het oeuvre van de hedendaagse Franse auteur Michel Houellebecq, die als provocateur menig heilig huisje omver heeft geworpen. Bij het grote publiek is hij doorgebroken met zijn tweede roman Elementaire Deeltjes (1998), waarin de auteur aan de hand van de halfbroers Bruno en Michel vileine kritiek levert op de liberale verworvenheden sinds de studentenopstanden van mei 1968, toen de bestaande maatschappelijke orde het moest ontgelden. Volgens Houellebecq heeft de ineenstorting van de oude maatschappelijke structuren, waarbinnen individuen hun leven zin konden geven, alleen maar geleid tot de hegemonie van de markt, die weer alle ruimte geeft aan de dierlijke, onbeschaafde aard van de mens. Mensen (lees: mannen) zijn concurrenten, zelfs rivalen van elkaar, die met elkaar strijden om de beste banen en de mooiste vrouwtjes. De verliezers van deze strijd, die in Houellebecqs boeken centraal staan, leiden een gedesoriënteerd bestaan zonder liefde, seks of sociale contacten.
In Houellebecqs debuut De wereld als markt en strijd (1994) zijn al deze ingrediënten al in korte, bondige vorm aanwezig. De ik-persoon, die zich presenteert als het alter ego van de schrijver, vertelt over zijn kleurloze bestaan als werknemer van een softwarebedrijf en zijn collega Tisserand, met wie hij op werkreis gaat naar Rouen, een stad ten Noordwesten van Parijs. Tisserand heeft het financieel goed voor elkaar, maar door zijn uiterlijk en zijn gebrekkige sociale vaardigheden heeft hij nog nooit seksueel contact gehad met vrouwen, wat hem mateloos kwelt. De ik-persoon, die zijn eigen leven ook als mislukt beschouwt, probeert zijn collega ervan te overtuigen een daad te stellen waarmee hij zijn frustraties voorgoed wegneemt.
Kun je beide romans, gezien hun afrekening met de maatschappij, cynisch noemen? De hoofdpersoon van De wereld als markt en strijd koestert een zelfverklaarde haat tegen de wereld, die hem er ook toe brengt Tisserand te overtuigen van zijn daad. De moderne samenleving heeft van het leven een war of all against all gemaakt, waarbij het recht van de sterkste geldt. Maar in De Reis overheerst de ontnuchtering, teleurstelling van Bardamu over het gewone volk dat zich steeds weer door de autoriteiten laat bedriegen en bestelen, maar dat zelf ook toepast op anderen. Iedereen is uit op zijn eigenbelang. De mensen hebben wel liefde voor anderen in zich, het enige wat volgens de verteller Bardamu een mens boven de zinloosheid van zijn eigen bestaan doet uitstijgen, maar die stoppen ze uit angst weg. De enkele keer dat Bardamu geconfronteerd wordt met oprechte, onbedorven naastenliefde, weet hij zich daar zelf ook geen raad mee.
Hoewel Houellebecqs debuut geschreven is in een droge, formele maar directe stijl, is Reis naar het einde van nacht alleen al door de talrijke metaforen, overdrijvingen en treffende vergelijkingen een genot om te lezen. Célines sarcasme gaat, anders dan bij Houellebecq, vrijwel altijd gepaard met humor. Over de middenstandsvrouwen die ’s ochtends naar de markt gaan met de tram, schrijft hij: ‘Zo rijden ze samengeperst als vuilnis in die metalen bak heel Rancy door, en zitten er met z’n allen flink in te stinken, vooral als ’t zomer is.’ Célines taalgebruik is door generaties schrijvers geprezen om zijn levendigheid, waarmee de auteur volgens Simone de Beauvoir ‘een nieuw instrument had gesmeed’. Genoeg redenen dus om dit bijzondere boek in de vakantie, wanneer je daar de tijd voor hebt, te lezen.