Al een paar dagen verkeer ik in het hoofd van een drieënzestigjarige man in de nabije toekomst. Er zijn robots op dienstverlenende plekken, iedereen heeft een basisinkomen, het leven lijkt eentonig. De man wordt nergens verwacht en het regent nogal veel. Ook denkt hij vaak: ‘Ik ging niet met hem in discussie hierover!’ Zijn moeder, die hij twintig jaar wekelijks bezocht, is op honderdjarige leeftijd overleden. Dan komt een oude bekende hem ophalen, waarheen het gaat is voor de man niet duidelijk. Alles blijft op afstand. Wat aanzet tot een verlangen naar empathische verhoudingen, naar contactmomenten. Na honderd bladzijden heb ik nog geen idee waar het heen gaat en wil ik uit dat hoofd.
Ik lees een ander boek over  een liefdesrelatie die na twintig jaar door de vrouw verbroken wordt. De man ervaart het als een natuurramp, de vrouw als een bevrijding. Er zijn kinderen, die vinden het vooral gênant en onbegrijpelijk. Ik wordt er door geraakt, vraag me af wat liefde nu eigenlijk is. Tussen neus en lippen door lees ik verder in De goede zoon, waarbij ik ergens in de kantlijn krabbel: ‘langdradig, raakt me kwijt’. Wat ik mezelf verwijt.

In het boek over de liefde: ‘Als je elkaar leert kennen is er ontzag voor de ander, een heel mens, met een heel leven, een geschiedenis los van jou, een mysterie dat zich voor je opent, een uitzicht dat zich ontvouwt, je bent behoedzaam en verbergt wat minder fraai is van jezelf, (..).’ Begint daar het bedrog, het misverstand dat de relatie onontkoombaar naar een einde voert?
Een liefdesverbond  is dansen langs de afgrond want, ‘Je begint je te bemoeien met elkaars gewoonten, je begint elkaar te leren waar je je voeten moet zetten, wat je moet eten of dragen of zeggen, je stemt je smaak en je bedtijd op elkaar af, je voelt je verantwoordelijk voor het gedrag van die ander in het openbaar.

In de laatste honderd bladzijden over de zoon voert een sprekende robotauto hem naar een onbekende bestemming. Tijdens de twee dagen durende reis ontstaat er een band tussen hen, er ontstaat contact. Er zijn prachtige scenes in een bos, de afstandelijke zoon wordt menselijk. Dan vertelt hij over zijn moeder, dat ze op een dag buiten zaten, over een heidevlakte uitkeken en zijn moeder op volkomen natuurlijke wijze zei, ‘Ach wat is dit prachtig’. Zonder komma. Ze zei het niet voor hem. Het klonk, zegt de zoon, ‘berustend, zonder al die trucs die ze zichzelf in het contact met anderen had aangeleerd omdat ze op die manier de meeste respons kreeg.’ Het is een openbaring zijn moeder als autonoom figuur te zien. Dit was het moment waarnaar je verlangt, het hele boek door. Als een E.T. ervaring, wanneer E.T. zijn vinger tegen het voorhoofd van het jongetje Elliot legt en met die trage stem: ‘Phone Home’ zegt. Ik had geen idee waar dit boek me brengen zou. Wat een ingenieus geschreven toestand.

 

De goede zoon, Rob van Essen (Atlas|Contact)
Cursiefgedrukte uit: Liefde, als dat het is, Marijke Schermer (Van Oorschot)


Inge Meijer is een pseudoniem, reist met korting en leest dagelijks.

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Inge Meijer: