Vlak voordat ze de deur uitgaat naar het ziekenhuis om een vriendin mentaal te ondersteunen, grist columniste Inge Meijer het boek Job (1930) van Joseph Roth uit de boekenkast. ‘Om het wachten wat te helpen,’ schrijft ze.
Het boek vergezelt haar die dag en ze leest al wachtend over de hoofdpersoon Mendel Singer, ‘die wordt voortdurend door zijn vrouw op zijn kop gezeten. De liefde tussen hen was zo koud geworden als de winters in die tijd.’ Ook las Inge Meijer De Radetzkymars (1932) van Roth, het stond in de boekenkast van haar vader en was sinds een jaar of tien in haar bezit. In de column ‘Joseph Roth en de wachtkamer’ lijkt zij te zeggen: de herinnering aan het lezen van Job zit ‘vast’ aan een plek.
Op 18 augustus 2014 verscheen deze column over Joseph Roth op Literair Nederland:
‘‘Wie leest, doet geen kwaad’, of, ‘elke dag zonder lach is een verloren dag’. Oneliners van mijn vader. Daar moest ik aan denken toen ik in de wachtkamer van de afdeling dagbehandeling in het ziekenhuis zat. Wachtend op mijn kleine vriendin die een ingreep moest ondergaan, (waar ik het verder niet over kan hebben want dat wil zij niet), maar waarvoor ze wel onder volledige narcose moest. Voor ik de deur uitging, pakte ik nog snel het boek Job, het verhaal van een simpel man, van Joseph Roth uit de kast. Om het wachten wat te helpen.’ Lees verder…
Waar was ik toen ik dat boek las? Net verhuisd, een kale woonkamer zonder tafel. Dozen op de grond. Ik las het aan de behangerstafel. Ik kan me geen boek herinneren waar ik zoveel om gehuild heb.