Terwijl de avonden kouder worden en ik de houtkachel vanwege het stikstof quotum niet durf aan te steken, blijken we ineens in het grootste drugsland van Europa te wonen. Bekentenissen dat de regering de criminaliteit niet meer in de hand heeft volgden. Al decennia lang was het goed mis. Het was alsof je ouders, die jarenlang deden alsof ze de wijsheid in pacht hadden, opeens bekenden dat ze ook maar wat deden. Zo stal Prometheus ooit het vuur van de Olympische goden om het aan de mensen te geven. Hij wist niet wat ie deed. Daarna kon de vooruitgang beginnen. Metaalbewerken werd de aanzet tot  de huidige wapenwedloop. En door deze Robin Hood-achtige goedheid van Prometheus zit ik nu met een dilemma. Als ik de houtkachel verkoop schuif ik het probleem in andermans schoenen. En moet ik de eventuele koper vertellen dat als je de kachel neemt, je er geen auto bij kunt hebben? Ik ga iets verkopen dat niet deugt, al mankeert er aan de kachel niets. Mijn gedachtenstroom ging verder, kun je in deze tijd nog wel fatsoenlijk schoorsteenveger of pizzabakker zijn. En kan de cokesnuiver nu ook moord verweten worden?

Ga, als alles verloren lijkt naar een tweedehands boekwinkel. Loop de rijen boeken van a tot en met z langs, waarbij de onderste rijen op de knieën worden onderzocht op iets bruikbaars. Neem er af en toe een boek uit, als het je niets zegt, schuif het weer terug. Bij de V had ik beet, Geen kind en geen wieg van Kurt Vonnegut. Zijn Slachthuis vijf had me al eens opgevrolijkt. Ik las het eerste hoofdstuk, ‘De dag dat de wereld ten onder ging’. De verteller is een freelance schrijver die belang hecht aan hoe hij genoemd wil worden: ‘Jonas. Mijn ouders deden het, of tenminste bijna. Ze noemden me John.’ En dat zelfs als hij Sam had geheten, een Jonas zou zijn omdat hij altijd ‘op elk aangewezen ogenblik, op elke aangewezen plaats aanwezig was.’ Gek genoeg verwarde deze tekst me niet.

Jonas begon materiaal te verzamelen voor een boek dat nooit geschreven werd. Hij wilde weten wat belangrijke Amerikanen deden op de dag dat de atoombom op Hiroshima viel. Het blijkt dat belangrijke mensen op dagen dat de ellende zich over de wereld stort, heel gewone mensendingen doen. Zoals een van de medewerkers aan de atoombom, de fictieve wetenschapper en Nobelprijswinnaar Dr. Felix Hoenikker. Deze was tijdens de aanval op Hiroshima gewoon thuis. Een man in pyjama die in zijn studeerkamer een sigaar rookte en speelde met een lus van vliegertouw. ‘[Hij] keek een tijdje naar dat touwtje en toen begonnen zijn vingers ermee te spelen. Zijn vingers maakten de figuur die ‘kinderwieg’ heet.’ En hij zong: ‘Schommel maar kindje hoog aan de tak, als de wind waait dan gaat de tak, krak. Als de tak breekt komt ’t wiegje ten val. Omlaag komt het wiegje, kindje en al.’ Waarmee hij zijn zoon aan het huilen bracht.

 


Inge Meijer is een pseudoniem, reist met korting en leest elke dag.

 

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Inge Meijer: