Het lam staarde mij aan in een steeg van de stad. Het was bij één van die uitbouwsels waar ze gratis boeken aanbieden. Mensen hadden genoeg van hun boeken, of deden niet genoeg moeite. Of ze kochten teveel boeken en hadden te weinig tijd. God mag weten wat de reden was. Feit is dat ze hun boeken in een zelf geknutselde kast op straat zetten. Als wezen op een rij. Voor altijd uitgestoten. De Schooldagen van Jezus van J.M. Coetzee was gesierd met dat Lam. Schitterende omslag van Irwan Droog. Ik nam het boek in een plastic tas mee, maakte mij geen zorgen om de andere kinderen in de kast en besloot deze, na een kleine wandeling door het park, in mijn armen te sluiten. Te adopteren. Jaren geleden had ik veel van Coetzee gelezen – Foe, Michael K., Barbaren – dat waren werelden die mij zeer dierbaar waren, in al hun allegorische niet-welluidendheid, net als de halsstarrige houding van de schrijver zelf, het niet willen geven van interviews, het niet duiden. In de laatste jaren was ik ‘m uit het oog verloren, geen idee waarom, er was geen reden, geen oorzaak. En toen was ie er ineens weer.
Het was vooral de Jezus in de titel die mij aantrok. Iemand die een klassiek avonturenboek als Robinson Crusoe kon omtoveren tot een wereld onder de romanwereld van het oorspronkelijke boek. Iemand die laat zien dat een boek (en dus in potentie elk boek!) ook slechts kan dienen als een topje van een ijsberg – en dat die heel verzonken massa ook nog onthuld kan worden in een nieuw kunstwerk (maar uiteraard niet helemaal!), nou, als die aan het werk was gegaan met zo’n beetje het bekendste verhaal van de Westerse beschaving, dat zou toch niet mis kunnen gaan?
En dat ging het vanaf de eerste bladzijde niet. Ook al begon ik halverwege, want De schooldagen is het middelste van een trilogie, donderde dat totaal niet. Vanaf het allereerste begin en waar je ook begint, dit was en is precies wat ik zocht en zal blijven zoeken. Ik zat namelijk al een tijd in een leeswak, totdat ik deze boodschap van Coetzee tegenkwam. Lamgeslagen door teveel duiders en mensen die denken dat ze iets te zeggen hebben. Maar ziehier het wonder! Als een verslaafde gelovige las ik daarna De jeugdjaren– en de Dood van Jezus. (Full disclaimer: Niet als adoptiekinderen, maar keurig gekocht in de lokale winkel).
Eindeloos laafde ik mij aan de sobere, afgemeten, klinische stijl van Coetzee, het wegkijken nadat een dramatische scène zich heeft voorgedaan, het spelen met verwachtingen als je heel groot JEZUS op drie boeken zet, en vervolgens het woord nooit meer verspreidt, de volstrekt unieke allegorie die zich voor jouw ogen ontvouwt, met alleen maar speldenprikken naar dat nieuwe testament, scènes in vervorming, een wereld waar Don Quichot als plaatsvervanger veel meer ruimte krijgt, waar ouders geen ouders zijn, wezen geen wezen, waar iedereen alleen maar als connectie met elkaar bestaat, zoals alles in relatie tot elkaar staat, zelfs de getallen en de sterren… maar bovenal een wereld waarin het plot en de verhalen die verteld worden niet zo belangrijk zijn, als de ideeën die deze verhalen vertegenwoordigen.
Hoe makkelijk was het geweest om met wat simpele woordspelingen en flauwe verwijzingen dit evangelie te vertellen. Lees bovenstaande nog maar eens door, er zijn er genoeg te vinden. Dat is wat elke middelmatige schrijver zou doen.
Maar niet Coetzee. Die schreeuwt: De ijsberg blijft een ijsberg! En dus zit ik na deze trilogie weer terug in het wak.
Mike Naafs studeerde Film aan de Universiteit van Amsterdam, schreef in de beginjaren van Literair Nederland stukjes voor de site. Werkt nu als chefkok in een psychiatrische instelling, leest wel eens een boek.