Ik kwam – natuurlijk – voor The Elgin Marbles, maar was misschien wel meer onder de indruk van wat er tijdelijk in één van de vitrines lag: het manuscript van Alice in Wonderland van Lewis Carroll. De door Carroll zelf geïllustreerde eerste versie van het verhaal maakte deel uit van een tentoonstelling waarin nog veel meer bekende werken in het handschrift van hun maker te zien waren. Alice’s Adventures under Ground – die titel gaf Lewis Carroll zijn kerstcadeautje voor Alice Liddell – bewonderend, had ik het gevoel dat ik Lewis Carroll aan kon raken.
Het zal de samensteller van de tentoonstelling in The British Library – toen nog gevestigd in hetzelfde gebouw als het British Museum – weinig moeite gekost hebben om met al het materiaal dat voorhanden was die mooie expositie te maken. Terwijl tentoonstellen eigenlijk niet de core business van deze bibliotheek was en is. Laten zien wat ze in huis hebben, is in zekere zin bijzaak. Het gaat The British Library net als de Nederlandse evenknie – de Koninklijke Bibliotheek – om het verzamelen van wat verschijnt, zodat het culturele erfgoed behouden blijft en bestudeerd kan worden.
Voor musea ligt dat anders. Van musea wordt juist verwacht dat zij iets laten zien. Dat zij aan de hand van voorwerpen een verhaal vertellen.
Bij voorwerpen denk je in dit verband niet meteen aan teksten, maar soms durft een museum het aan om documenten en teksten centraal te stellen in een expositie. Veertien jaar geleden zag ik zo’n tentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel: Arthur Rimbaud (1854-1891). Een seizoen in de hel. Zorgvuldig uitgelicht waren daar onder andere de processtukken van de zaak Rimbaud versus Verlaine te zien, maar ook andere paperassen, en wie dat wilde kon op een bed in de ziekenzaal naar Un saison en enfer luisteren. Ik las, luisterde en keek mezelf aandachtig door de veertien zalen die de tentoonstelling telde.
Aan die voorbeeldige tentoonstelling moest ik denken toen ik op de laatste zondag van de Boekenweek gratis met Griet naar Leeuwarden reisde en in het Fries Museum Mata Hari: de mythe en het meisje zag. Vooraf verwachtte ik vooral voorwerpen te zien. Ik hoopte op een tentoonstelling à la Sarah Bernhardt – De Kunst van het Grote Drama, die de actrice tot leven bracht aan de hand van objecten die haar omringden.
Ik kwam enigszins bedrogen uit. Er waren voorwerpen te zien, maar de meeste verkeerden nooit in de nabijheid van Mata Hari. Er was vooral veel te lezen, waaronder de aanklacht, het bewijsmateriaal, het doodvonnis en de brief waarin zij zichzelf vrijpleit en om gratie vraagt (en fanmail in een glazen kastje).
Het zag er mooi uit, maar inhoudelijk schoot de tentoonstelling wat mij betreft tekort. De mythe en het meisje kwamen allebei onvoldoende uit de verf. Na afloop wilde ik vooral meer weten, bijvoorbeeld of er terecht vraagtekens gezet worden bij het jaar waarin Isaac Israëls Mata Hari portretteerde. Daarom ben ik inmiddels weer in een biografie over Margaretha Zelle begonnen. Weer, want ik las er het afgelopen jaar al drie.
Foto: fanmail in een glazen kastje
Liliane Waanders komt wel eens ergens, ontmoet wel eens iemand en leest wel eens wat. Als dat met literatuur te maken heeft, schrijft ze er columns over.