‘Er was eens een vrouw, Ksenia heette ze. Dikke boezem, ronde schouders, blauwe ogen. Zo’n vrouw was het. Hadden u en ik er maar zo een!’ Of: ‘Er leefde eens een boerenvrouw en zij heette Ksenija.
‘Er was eens een vrouw, Ksenia heette ze. Dikke boezem, ronde schouders, blauwe ogen. Zo’n vrouw was het. Hadden u en ik er maar zo een!’ Of: ‘Er leefde eens een boerenvrouw en zij heette Ksenija.