Taal een eigenaardig ding

Ik lees Astrid H. Roemer, haar laatste roman Dealers Dochter. Een boek over hoe mensen uit een andere cultuur dealen met hun achtergrond, en letterlijk dealen in drugs. Er zijn vijf Surinaamse personages. Er is een drugsmoord. Er is een kind uit Surinaams Nederlandse ouders dat zich nergens thuis voelt, alle personages voelen zich eigenlijk nergens thuis. Het gaat over zwarte en witte mensen, over klasse verschillen. Het begint met een jongen van zestien die op blote voeten vanuit zijn dorp in het oerwoud van Suriname naar Paramaribo gaat. Daar besluit hij met een Nederlandse jonge vrouw die zich over hem ontfermde, mee naar Nederland te gaan. Hij neemt afscheid van zijn ouders. ‘In zijn dorp woonden 350 volwassenen en hij wou wonen in een land van miljoenen mensen. Miljoenen, herhaalde zijn vader. Zal er dan plek voor jou zijn, mijmerde zijn moeder. Was er plek voor mij bij jullie, vroeg hij…’ Als kind van een volk dat zich lang geleden aan de slavernij ontworstelde, wil hij meer van het leven dan het dorp hem kan bieden.

Tegelijk luister ik naar een interview met Astrid Roemer. Daarin zegt zij dat ze een vat vol woorden is die ze overal vandaan heeft gehaald. Als kind met de liedjes van Annie M.G. Schmidt. Later, toen ze in Nederland woonde, vond ze de boeken van Jeroen Brouwers, Cees Nooteboom, Jan Wolkers, nog voor ze Nederlandse schrijfsters ontdekte. Ze zegt dat ze ‘geneigd’ is om te schrijven, zoals een schilder geneigd is om te schilderen. Waarom ze altijd over vrouwen schrijft?  ‘Misschien wil ik ook aan mannen laten zien, hoe wij vrouwen denken en voelen en hoe ze met ons omgaan. Als een mannelijke auteur een vrouw neerzet dan is het altijd een ander soort vrouw dan ik normaal bij vrouwen zie, maar dan begrijp ik wel hoe mannen ons zien. Snap je?’
Ze zegt, ‘Literatuur is een eigenaardig ding. Die wil altijd achter het verhaal kijken.’

De levens van haar personages zijn heftig, het schudt je dooreen, je beseft dat zachte heelmeesters die dansen om de kern van stinkende wonden niets genezen. Er moet ingegrepen worden. Een bittere werkelijkheid waar Roemer ons in meetrekt. Haar zwarte personages trouwen liever een witte Nederlander om integratie te vergemakkelijken. Een van haar personages zegt na een politieke discussie met zijn dochter, ‘Kind, ik wil rustig slapen en het liefst in de armen van een Hollandse vrouw want voor een man die zwart oogt als ik is de wereld overal een hel!’ De dochter, Aqua, vindt het vieren van Surinaamse Immigratiedag belachelijk. ‘Gedenken dat jouw voorvaderen onder valse beloften naar een oerwoud waren gelokt om goedkoop te werken voor een stelletje nietsnutten.’ Toch gaat ze steeds weer met haar ouders mee, want: ‘Wij hebben zo weinig wat ons samenbindt en deze feesten doen dat.’

Waarna ik iets heb bij te stellen, een beeld, een mening. Roemer lezen is inzichten verwerven. Ze zegt, ‘Er is altijd iets dat ons compleet ontgaat, en dat iets is dat wij, romanschrijvers en dichters, proberen te articuleren.’ In Dealers Dochter staat veel dat ik citeren wil, me in beweging zet, andere gedachten brengt. Zoals Roemer in het interview zegt, ‘Wat tot mij komt als ik een goed boek van een schrijver lees, dan is het vooral iets algemeen menselijks wat voor mij voelbaar wordt.’ Roemer brengt in haar romans de grote onderwerpen uit de geschiedenis van Suriname terug naar persoonlijke verhalen, naar waar haar personages vandaan komen. 

 

 

Luister naar het prachtige interview van Ianthe Mosselman met Astrid H. Roemer in De Balie (2020).


Inge Meijer is een pseudoniem, leeft bij een goed verhaal.

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Inge Meijer: