Het is makkelijk om cynisch te doen over hoe mensen reageren op het overlijden van sterren. Ook ik ben niet onschuldig: de hysterische berichten over het overlijden van het ene na het andere muzikale kanon irriteren me, de wedstrijd om het hardst schreeuwen hoe vreselijk 2016 was vind ik dodelijk vermoeiend. Tegelijkertijd snap ik het mechanisme heel goed, ik doe het zelf ook. Op de radio klinkt het nieuws van Richard Adams’ overlijden, ik hoor het tijdens de Top2000. Direct wordt er een stukje uit Bright Eyes gedraaid, de door Art Garfunkel gecomponeerde soundtrack van Watership Down – u weet wel, de wereldberoemde, nachtmerrieachtige verfilming van Adams’ bekendste boek. Het gaat bij de berichtgeving over zijn overlijden op de radio dus niet zozeer om Adams zelf, maar om de ‘oorwurm’ die zijn roman opleverde. Dat stoort me: ik vind het een prachtig nummer, een geweldige film, Adams een briljante schrijver die zoveel meer was dan alleen die schrijver van dat konijnenverhaal.

Er is nog een boek van zijn hand verfilmd, The Plague Dogs. Jaren geleden stuitte ik op de titel in een blog over de meest duistere tekenfilms ooit gemaakt. Ik zocht de film op, bestelde het boek en inderdaad: het verhaal over Rowf en Snitter, twee honden die uit een dierproevencentrum ontsnappen en worden opgejaagd omdat buurtbewoners bang zijn dat ze de pest bij zich dragen, is een van de zwaarste dingen die ik ooit tegenkwam. Adams was niet vies van moralisme, bij zowel Watership Down als The Plague Dogs ligt het er behoorlijk dik bovenop allemaal. De pas verschenen film I, Daniel Blake is ook zo’n recht-in-je-gezicht-voorbeeld: vanaf de eerste minuut is al duidelijk hoe het gaat aflopen en de achterliggende gedachte wordt vet en met uitroeptekens in het gezicht van de kijker gesmeerd. Wegkijken is geen optie. Het werkt uitstekend.

Dat geldt ook voor de verhalen van Richard Adams en voor de verfilmingen ervan. In een tijd waarin kunst zo subtiel mogelijk moet zijn, alles tussen de regels moet gebeuren en ‘moraal’ een vies woord is, vond ik het heel inspirerend om werk tegen te komen dat volledig in dienst staat van wat de maker ermee wil zeggen – zeker als die boodschap zo urgent is. Richard Adams werd 92 jaar, een mooie leeftijd voor een inspirerend schrijver. Ik zal er geen traan om laten, maar het raakt me wel. Daar is makkelijk cynisch over te doen. Maar waarom zou ik? Misschien voelen we ons graag verbonden met de wereldberoemden, of met het drama, misschien hangen we onze kleine levens graag op aan dat van de groten. Is dat erg? Ik weet het niet. Wie zegt wanneer een reactie oprecht is – of terecht? Wanneer eigen je je een dood toe en wanneer overtreed je daarmee de regels? Wie bepaalt die regels eigenlijk? Muzikanten eer je door naar hun muziek te luisteren, acteurs door het (her)zien van hun mooiste films, schrijvers eer je door te lezen. Ik pak The Plague Dogs uit de kast en wapen me voor wat komen gaat.

 

 

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!