Plaatsbepalingen
In de Sporenreeks van uitgeverij Perdu verschijnt hedendaagse experimentele poëzie in vertaling. Een mooi initiatief, en vorig jaar verschenen de eerste twee uitgaven in deze reeks: Oorbellen, buiken en eenzaamheid en Rampensuites.
Oorbellen, buiken en eenzaamheid bevat de tweede en derde gedichtenbundel van Doina Ioanid (1968). In beide bundels kiest ze consequent voor de vorm van het prozagedicht. Ze verkent vooral thema’s als het lichaam, vrouwelijkheid en uiterlijke opsmuk. Die onderwerpen kruisen elkaar ook geregeld:
Het is al middag en al mijn inspanningen waren tevergeefs. In plaats van je aan te kijken met de zekerheid van een perfect opgemaakte jongedame, je aan te kijken door het gordijn van mascara als een moderne Salome, je aan te lonken als een Turkse vrouw met mooi gepenseelde wenkbrauwen, ben ik er enkel in geslaagd mijn ogen rood te wenen. Alsjeblieft, lach me daarom nog niet uit.
Geregeld probeert de verteller haar plaats in de wereld te vinden, en grip te krijgen op haar vrouwelijkheid. Soms komt ze verraderlijk luchtig en ironisch over: ‘En even tussen neus en lippen door gezegd, je weet niet eens hoe je naaldhakken moet dragen.’ Die jij-vorm is verraderlijk: de verteller spreekt zichzelf toe, maar tegelijkertijd splitst ze zichzelf op: ‘Daarvandaan wenkt me een oude vrouw. […] Komaan, neem je krukje en kom bij me zitten, we zullen als twee bemoste houtblokken zijn.’ Het ongemakkelijkste is nog wel dat die andere vrouw de verteller is zoals ze is, en de ‘ik’ daarom het beeld is dat de ‘ik’ van zichzelf heeft. Mis opvattingen hebben het zelf overgenomen, en zijn zo het zelf geworden.
Een van de opvallendste aspecten van Ioanids gedichten is dat ze regelmatig erg gewelddadig zijn, zonder dat ze anime-achtige hakfestijnen worden waar ledematen in het rond vliegen. Het geweld is eerder ingehouden en misschien daarom zo verontrustend: ‘Met gewette nagels (ze lijken speciaal daarvoor gemaakt) haal ik je uit elkaar […] Mijn nagels graven gulzig, maar het schors van je gezicht herstelt zich altijd weer.‘
Dat Ioanid als experimenteel dichter wordt gezien is overigens opvallend. Ze zoekt de grenzen op tussen droom en werkelijkheid, maar dat is een van de populairste procedés in de rijke traditie van het prozagedicht, én in ‘gewone’ poëzie. Daar staat tegenover dat de thematiek over wat nu vrouwelijkheid bepaalt, wel fris en nieuw aanvoelt. Dat geeft het licht-surreële waar prozagedichten nu eenmaal een neiging tot lijken te hebben, meer gewicht en dat voorkomt vrijblijvendheid.
Rampensuites van Rob Halpern is de interessantste bundel van de eerste ronde Sporenreeksuitgaves, kun je nagaan, Ioanid was al de moeite van het lezen waard. Zowel de gedichten zelf als de vertaling zijn een bescheiden tour de force. Lees zeker het nawoord van vertalers Frank Keizer en Samuel Vriezen. Die gaan in op de bijzondere manier waarop Halpern zijn woorden steeds meerdere betekenissen meegeeft, en over de mogelijkheden en problemen van het vertalen van die elasticiteit. Wat dat betreft is het zonde dat Rampensuites geen tweetalige uitgave is geworden; ik had graag de Engelse gedichten naast de vertalingen gezien.
Aan de andere kant: alleen de vertalingen presenteren legt net wat sterker de nadruk op de prestatie die Keizer en Vriezen geleverd hebben. Ze zetten een vitale poëzie neer vol verbazingwekkende constructies, zinsafbraken en dubbele bodems. Neem bijvoorbeeld deze strofes:
Maar ik wil gewoon deel zijn van de oplossing –
Al heb ik nooit geleerd hoe
Ik mijn schoonheid kan uitbuiten op die ene manier
Waarop je mij uitbijten laat om met mijn eigen
Zelf bezig te zijn met alle leven
-de delen van wat we horen wat we zeggen
Door de regel af te breken bínnen het woord ‘levende’, wordt ‘leven’ nog eens extra benadrukt, maar er ontstaat bovendien een andere lezing: ‘met alle leven‘ kan ook gelezen worden als ‘met al het leven’. En dat lees je in eerste instantie ook, totdat blijkt dat de regel zo verraderlijk af is gebroken. Tegelijkertijd blijft die aanvankelijke lezing door echoën; al het leven bestaat blijkbaar uit delen van iets groters. En alsof die fascinerende regelafbraak nog niet genoeg is: ‘Zelf bezig zijn met alle leven‘ kan op zichzelf gelezen worden als een losse zin, die niets te maken heeft met de vorige regel. Zo ontstaat er in een minimale ruimte veel (mogelijke) betekenis.
Ook inhoudelijk is Rampensuites fascinerend. De directe aanleiding voor het schrijven van de gedichten was de orkaan Katrina, die een enorme ravage aanrichtte in New Orleans. Tegelijkertijd dienen de rampen en het rampzalige uit de bundel in breder perspectief te worden gezien: de Amerikaanse politieke situatie. Te midden van die chaos moet er een richting gezocht worden. De verteller in de bundel is bezig met zijn plaats te bepalen in een omgeving na een natuurramp, en doet dat in relatie tot aspecten als het lichaam, de natuur en de politiek. Die thema’s buitelen over elkaar heen en raken in elkaar verstrikt, met dank aan Halperns meerduidige grammaticale constructies die soms strofes lang doorgaan.
Experimenteel in nauwere zin is Halperns poëzie niet, maar wel origineel en vernieuwend. Als zijn werk als experiment begonnen is, dan hebben de resultaten de tijd gekregen om uit te kristalliseren. Rampensuites is uitstekend voer voor lezers die zich in een bundel vast willen bijten en alles uit willen pluizen, maar voor degenen die er minder uitvoerig mee bezig willen zijn, is deze poëzie bij eerste lezing al verbazingwekkend en knap genoeg.
Oorbellen, buiken en eenzaamheid
Doina Ioanid
Deel I uit de Sporenreeks
Vertaald en van nawoord voorzien door Jan Mysjkin
96 bladzijden € 17,50
Uitgegeven in 2013
Rampensuites
Rob Halpern
Deel II uit de Sporenreeks
Vertaling en nawoord door Frank Keizer en Samuel Vriezen
96 bladzijden € 17,50
Uitgegeven in 2013
De Sporenreeks wordt uitgegeven door Perdu