Schrijven en het plezier van mooie zinnen

Interview door Ingrid van der Graaf

Wat drijft iemand te willen schrijven, om schrijver te worden. Is het de romantiek of is het noodzaak? Er schijnen in Nederland een miljoen mensen te zijn die een boek willen schrijven, je kunt er een hard hoofd in hebben of gewoon gaan schrijven. Want met alleen ‘willen’ kom je er niet, de pen moet ter hand genomen worden en dan moet er nog een uitgever te vinden zijn die met je in zee wil. Uitgegeven te worden is één ding, opgepikt door de media en een lezersschare vergaren, een tweede. En niet elk boek wordt met eenzelfde enthousiasme ontvangen. Ook dat is bekend. Daarom een beginnend schrijver onder de aandacht.

In gesprek met Ru de Groen (1957) die in 2014 debuteerde met de roman Anna. Ode aan een kattenstaart en in maart van dit jaar zijn tweede roman De zonen van De Farao uitbracht, beiden bij De Geus. In het dagelijks leven is De Groen zelf uitgever van jubileumboeken voor bedrijven bij Uitgeverij  Krikke Special Books. Daarvoor was hij jarenlang agent van kinderboekenschrijver Max Velthuijs en bedenker van de merchandising (Kids at Work) waar onder meer een reeks van Kikkers, Eenden en Varkens, spelletjes, posters, ansichtkaarten en bekers ontstond die dankbaar aftrek vond in boekhandels. Maar De Groen wilde meer dan het handelen in aanverwante artikelen van de literatuur.

We treffen elkaar op een maandagmorgen in Arnhem bij café Momento ondergebracht bij cultuurhuis Rozet; hij vanuit een parkeergarage, wandelend door de stad, ik vanaf het station, hem opwachtend. Bij de entree bewondert hij het indrukwekkende gebouw, een bolwerk voor kunst, talen en de letteren. Op de vraag of hij het kon vinden antwoordt hij: ‘Jaja’, en er volgt iets over een verkeersomleiding en de gps die dat niet oppikte, ‘Maar je kunt gelukkig nog altijd de weg vragen. Je hebt altijd je mond nog,’ besluit hij. Met gerinkel van vaatwerk op de achtergrond en Indie muziek – mengeling van Twin Oaks en Norah Jones – uit de speakers, bestellen we twee cappuccino’s en een kan water.

Hij wilde altijd al schrijven maar het kwam er niet van. Wel schreef hij liedteksten, en natuurlijk voor de uitgeverij, de jubileumboeken. Zoals laatst een boek over Grolsch dat 400 jaar bestond en waar familie van zijn vaderskant ook nog eigenaar van is geweest. Maar een roman schrijven werd op de lange baan geschoven. Tot hij enkele jaren terug als meelezer een beginnend schrijver adviseerde.  Tijdens het meelezen en overleggen over het manuscript, besefte hij, dat wat hij nu voor een ander deed, zelf wilde.

‘Het was op een maandagavond, 19.12 uur’, herinnert hij zich, als was het de markering van een belangrijk moment. Die avond begon hij te schrijven aan een verhaal dat zich al lange tijd en meerdere malen in zijn hoofd had afgespeeld. De aanleiding was een voorval zoals dat onder scholieren kan voorkomen.
‘Ik fietste met een vriendje door een straat toen er een meisje, gekleed in een plissé rokje en met een lange vlecht, aan kwam lopen. Dat vriendje riep opeens: ‘Hee! Pies Kattenstaart!’ Ik schaamde me daarvoor maar ik zei niets. Het is me altijd bijgebleven. En ook wat dit voor dat meisje betekend moest hebben want op school werd ze nog lang zo genoemd.’

Uit deze herinnering ontstond zijn debuutroman Anna. Ode aan een kattenstaart, dat bovenaan de lijst belandde van ‘De debutanten top 5’ van best verkochte debuut bij boekhandel Athenaeum in Amsterdam. Dezelfde boekhandel waar hij in 1976 als student Nederlands voor de etalage stond en dacht: ‘Hier kom ik een keer te liggen.’

De Groen heeft een optimistische instelling en praat makkelijk over zijn boeken en kan, niet alleen in zijn schrijven maar ook in zijn spreken, lichtelijk archaïsch genoemd worden. Om nu te zeggen dat hij aan een ‘hang naar vroegere tijden’ lijdt, is misschien teveel gezegd, maar dat er in zijn boeken geen mobiel verkeer zal voorkomen, is geen toeval.

Hoe begin je te schrijven?

‘Ik schrijf ’s avonds, op het moment dat een ander op de bank gaat zitten om naar het nieuws te kijken, ga ik naar boven aan het werk. Ik begin pas aan een boek na een lange tijd van nadenken. Als ik dan begin te schrijven heb ik de grote lijnen al wel in mijn hoofd. Ik schrijf direct op de computer en begin met het laatste hoofdstuk. Ik moet weten waar ik naartoe schrijf, het is een soort ankerpunt voor me. Ik tik een pagina per dag. Pas daarna maak ik er goed Nederlands van in mooie zinnen. Dat is wat ik het liefste doe, mooie zinnen maken, daar zit mijn voldoening. De volgende dag hoef ik haast niet meer te herschrijven. Wat mij er niet van weerhoudt dat wel te blijven doen. Maar dat is meer polijsten. Tijdens het schrijven luister ik altijd en afwisselend, naar dezelfde muziek. Satie door Reinbert de Leeuw, Köln Concert van Keith Jarrett en Kind of Blue van Miles Davis en dat keer op keer. Het boek waar ik op dat moment aan werk, is geen moment uit mijn gedachten.’

Wat betekent taal voor jou en welke schrijvers wekken je bewondering?

‘Taal is voor mij een eeuwig spel. Ik speel er de hele dag mee. Of dat nou in gesprekken, in mijn hoofd,  in mails of een sms is, ik ben altijd met woorden en taal bezig. Ik hou van pure stylisten als Gerard Reve en Nescio, Theo Thijssen, Elschot. Ik vind dat Reve een van de laatste werkelijke stylisten in de Nederlandse literatuur is.
Maar ik lees ook graag biografieën en memoires. Dit jaar nog  Flaubert, Stefan Zweig, Thomas Mann, Paustovsky, Nabokov. Een roman die ik zou willen aanraden is Reunion van de Duits-joodse schrijver Fred Ullman. Daarin wordt alles samengebald in de laatste zin. Erg dun boekje, maar prachtig. Van de hedendaagse romanschrijvers vind ik Stefan Hertmans en Jan Vantoortelboom goed. Zal er wel mee te maken hebben dat hun verhalen veelal in het verleden spelen.’

De zonen van De Farao  speelt in de jaren rond de Tweede Wereldoorlog en gaat over een bedrijf, sigarenfabriek De Farao, van een adellijke familie. Het bedrijf kent een roemrijk verleden maar na de tweede Wereldoorlog moeten de bakens verzet worden om het  te redden van de ondergang. Aan de tweeling Ewout en Jaap, zonen van de eigenaar de taak om die klus te klaren. Uiterlijk lijken de broers op elkaar in karakter zijn ze elkaars tegenpolen. Waar Jaap, de jongste, zich even miskend voelt als Kain uit de bijbel, een harde werker is maar geen dromen heeft, is Ewout de charmante bon vivant die binnen het bedrijf de kantjes er van afloopt.

Pleeg je onderzoek voor je romans?

‘Mijn debuutroman speelde in Breda, waar ik ben opgegroeid en dus goed ken, daar kon ik zo over schrijven. Met mijn tweede, De zonen van De Farao was dat anders. Ik heb zelf ooit één keer gejaagd, (er is een jachtscene in het boek). Ik wist gelijk dat ik dit nooit meer moest doen, het is veel te aantrekkelijk. Ik heb de jacht, de sigarenfabriek, de oorlog en het studentenleven van Jaap dan ook vooral als decorstukken geplaatst.’

De sfeer in het boek is goed weergegeven, specifieke tijdsbeelden en hoe het er in adellijke families aan toe gaat. Hoe heb je je ingeleefd in de karakters van de tweeling?

‘Ik ken het adellijke milieu alleen uit gesprekken met mensen die er deel van uitmaken. Toen ik Kids at Work nog had, werkten er in het magazijn in Leiden twee studenten, een graaf en een jonkheer. Tijdens de middagpauze vroeg ik hen de oren van het hoofd over omgangsvormen en dergelijke. En ik hoorde een keer op een feestje hoe een jongeman zich beklaagde over het feit dat hij aan alle mores en verplichtingen van de familie moest voldoen terwijl zijn oudste broer, als naamdrager alle credits kreeg. Ik wilde de fabriek en de oorlog alleen als decor, als aanzetten. Wel heb ik Hooggeboren van Ileen Montijn gelezen en Een schitterend isolement van Olga Majeau.’

Werk je tijdens het schrijven met beelden, stereotypen?

‘De figuur van Jaap is gebaseerd op verschillende personen die ik ken. Mensen die nooit een beslissing nemen, het leven overkomt hen. Ze hebben geen ambities en schikken zich naar alles. Dat zijn mooie karakters om uit te werken. En daar kan ik dan herinneringen bij gebruiken zoals die van een man in een verzorgingstehuis die als een zombie in een stoel zat terwijl zijn vrouw hem vertelde hoe thuis de boel veranderd werd (aan het eind van het boek bevindt Jaap zich in een vergelijkbare situatie Iv/dG). En aan de filmacteur Marcello Mastroianni, die in al zijn films de rol van toeschouwer speelt, dat heb ik wel voor ogen gehad tijdens het schrijven. En een moeder van een vriendje, lag altijd in bed, wist niets van haar leven te maken (in het boek is een moeder die altijd in bed ligt of anders afwezig is). Dat blijft me bij en dat schrijf ik uit als ik het gebruiken kan.’

In de klacht van de adellijke jongeman op dat feestje, zag De Groen een Ezau en Jacob verhaal, een Kain en Abel. Maar waar Kain, Abel doodde, sterft Ewout, de oudste van de tweeling, door een ongeluk.

Waarom geen broedermoord?

‘Dat had ik eerst ook wel zo bedacht, maar later vond ik dat de relatie tussen Jaap en zijn broer, genuanceerder moest. Want pas als Ewout dood is, beseft Jaap wat zijn broer voor hem betekent. Dat hij, ondanks de kritiek die hij altijd op hem had, niet zonder hem kan. Arme Jaap, die niet met, maar ook niet zonder zijn broer kon leven.’

Wat doet je schrijven, wat is je drijfveer?

‘De verhalen ontstaan in mijn hoofd. Ik heb veel verhalen in mijn hoofd en die moet ik opschrijven, het moet  eruit. Daarbij voel ik geen behoefte de lezer te onderwijzen of te wijzen op misstanden. Ik heb geen missie die ik vervullen moet met schrijven. Het gaat om het creëren van mijn romanpersonages. Ik wil ze leren kennen en zien optreden in relatie met andere personages en hoe ze omgaan met de situaties die ontstaan, dat is een spel dat ik al schrijvende graag speel.’

Publiceren blijft te allen tijde een samenspel van lanceren op het juiste moment, de stand van de maan (wellicht) of de goede luimen van een recensent en vergeet niet de plaats van het boek in de boekhandel. Een idee voor een volgend boek is er in ieder geval al.
“Gelukkig is schrijven voor mij geen lijdensweg. Ik vind het heerlijk om te doen.” De Groen is van mening dat blijven schrijven het beste is wat je kunt doen, zolang er zich verhalen aandienen om verteld te worden, blijft de schrijver schrijven.

 

Voorjaar 2018 verscheen de novelle Een dagje in de stad van Ru de Groen.


 

 

 

Recent

Literair Nederland - 10 jaar geleden

21 maart 2013

Vers zonder nieuw te zijn

Hier begint het leven, de nieuwste dichtbundel van Ruben van Gogh begint met de Big Bang, de geboorte van ‘Alles’ waaronder

binnen het geheel van ruimte-tijd
gevangen in de nietigheid

van zelfs nog minder dan
een stofje, een stipje

een ietsepietsje
ikje

In de korte tijd dat het er is, wordt het ikje verliefd, boos, is het soms wanhopig, een enkele keer gelukkig, rouwt het als het dierbaren verliest, kijkt het verbaasd om zich heen en is het soms innig tevreden met zichzelf.