Door Ingrid van der Graaf
Vorige week overleed in de nacht van 11 op 12 juli de dichter Rutger Kopland, pseudoniem van de psychiater Rudi van den Hoofdakker. Rutger Kopland werd 77 jaar en publiceerde sinds 1966 meer dan tien poëziebundels en essays. In 1988 ontving hij de PC Hooftprijs voor zijn gehele oeuvre en in 1998 de VSB Poëzieprijs. Voor zowel zijn kunst als zijn wetenschappelijke prestaties ontving hij twee eredoctoraten.
Maar hij paste voor een koninklijke onderscheiding. ”Mensen die krom liggen voor het buurthuis of zich belangeloos inzetten voor de lokale sportclub verdienen een lintje”, aldus Kopland in 2005. Evenals de eer om als Dichter des Vaderlands op te treden, liet hij aan zich voorbij gaan. Kopland leefde na een ernstig auto-ongeluk in december 2005 zeer teruggetrokken en trad nauwelijks meer in het openbaar op.
Als psychiater was Kopland een autoriteit op het gebied van depressiebestrijding. Van 1981 tot 1995 was hij hoogleraar biologische psychiatrie. Tijdens zijn hele loopbaan streed hij voor de erkenning van de ‘zachte krachten in de geneeskunde’, zoals hij dat noemde. ‘Men hoeft geen wereldvreemde holist te zijn om toe te geven dat voor de analyse van een medisch probleem een stethoscoop, een bloedmonster en een scan vrijwel nooit voldoende zijn. Er is zoiets als een gesprek nodig,’ aldus Kopland.
Kopland debuteerde destijds in Tirade en in 1966 kwam zijn eerste bundel Onder het vee uit.
Verder publiceerde hij:
Het orgeltje van yesterday, 1968
Alles op de fiets, 1969
Wie wat vindt heeft slecht gezocht, 1972
Een lege plek om te blijven, 1975
Al die mooie beloften, 1978
Dit uitzicht, 1982
Voor het verdwijnt en daarna, 1985
Dankzij de dingen, 1989
Geduldig gereedschap, 1993
Het mechaniek van de ontroering. Essays over de esthetische ervaringen in poëzie en wetenschap, 1995
Tot het ons loslaat, 1997
Over het verlangen naar een sigaret, 2001
Twee ambachten. Essays over psychiatrie van poëzie, 2003
Een man in de tuin, 2004
Verzamelde gedichten, 2006
Toen ik dit zag, 2008
Inleiding in de ‘Patafysica, 2010
Zijn werk werd vertaald in het Frans, Duits en Engels.
In de Surinamestraat in Den Haag werd op 31 maart 2012 een muurgedicht van Kopland onthuld door wethouder Marjolein de Jong. Het gedicht staat op een blinde muur van het Hofje van Schuddegeest, eigendom van de Koninklijke Haagse Woningvereniging 1854. Gerrit Noordzij bracht de tekst aan. Twee van zijn gedichten zijn sinds 2000 ook gebeiteld in een ijzeren plaat aan de achtermuur van de Steile Tuin in het Arnhemse Sonsbeekpark.
Het Letterkundig Museum in Den Haag brengt een hommage aan de dichter. Kopland schonk in 2006 een groot deel van zijn literaire archief aan het museuM.
In November 2011 werd er een symposium gehouden over de levensbeschouwlijke aspecten in het werk van Rutger Kopland. Waarvan hier een verslag geschreven door Heleen Rippen.
De literaire website Tzum plaatste een mooi I.M. Rutger Kopland van Coen Peppelenbos.
Op de site van Van Oorschot memoreert Wouter van Oorschot dat Rutger Kopland, een van de auteurs was die de uitgeverij trouw bleef na de dood van zijn ouders. ‘Van alle door mijn ouders uitgegeven auteurs die de uitgeverij trouw bleven na de dood van mijn vader in 1987, was Rutger Kopland als laatste nog in leven.’
Beluister hier het gesprek op radio 1 met Menno Hartman, hij was de redacteur van Kopland bij uitgeverij Van Oorschot.