Ik ben al geruime tijd bezig met het leren van Russisch, maar ik vertel het tegen niemand, om er niet van verdacht te worden dat ik op wil trekken naar het Rode Plein, om te converseren met het megalomane monster Poetin. Ik wil alleen maar een aantal klassiekers uit de Russische literatuur in de oorspronkelijke taal kunnen lezen, zoals ik jaren geleden Grieks leerde om het origineel van Homerus’ Ilias en Odyssee te kunnen lezen. Ik worstelde heftig met die taal, maar ik heb ze wel in het Grieks gelezen, de verhalen over Achilles en Odysseus, ‘de man die naar huis wilde’, zoals Guus Middag hem zo treffend beschreef.
En nu dus Russisch, lang voor de brute inval van Rusland in Oekraïne. Het is een mooie taal, maar mensen reageren alsof ik collaboreer met de vijand. Net zoals mijn vader jaren geleden deed toen ik vertelde dat ik naast Nederlands ook Duits wilde studeren. Maar hem nam ik het niet kwalijk: hij hoorde nog steeds de laarzen marcheren, zoals hij ze in Auschwitz had gehoord. Hij geloofde mij nooit als ik vertelde dat Rilke, Heine en Brecht die taal waarin hij alleen bevelen had horen blaffen, ook konden laten zingen.
Ik hoor de taal ook zingen bij Isaac Babel, van wiens werk ik zoveel hou, maar meer nog in de poëzie van Anna Achmatova (1889-1966). Ik kocht ooit een tweetalige bundel van haar, Russisch-Engels en ik vind het zo jammer dat ik de helft van die bundel niet kan lezen, het lijkt zo’n verspilling. Ik weet wel dat er ook goede vertalingen van haar gedichten in het Nederlands verkrijgbaar zijn, maar ik wil zo graag haar eigen stem horen zoals die geklonken moet hebben in haar vroege liefdesgedichten en later bij het schrijven van haar Requiem en haar Epos zonder held in de periode na de Russische revolutie, toen de Sovjet Unie zich ontwikkelde tot een totalitaire staat die zich via terreur handhaafde, zoals ook nu gebeurt. Voor haar en voor andere Russische schrijvers wil ik Russisch leren.
De Vlaamse dichter Richard Minne (1891-1965) zou dat wel begrepen hebben. Hij probeerde boer te worden, maar dat maakte hem uiteindelijk doodongelukkig. Misschien omdat hij volgens zijn gedichten wel ‘stro in zijn klompen had’, maar niet ‘in zijn hoofd’. En hij hield van de Russische literatuur:
‘Gogol
Ik lees Gogol. Hij is groot.
Hij spreekt van liefde en dood,
en dat mensen klein zijn
en voor elkaar venijn zijn
en dat, trots van alles, dit leven
nog hoog staat aangeschreven.
Hoveniersgedicht IX
Ik denk aan Tchekof
waar ik loof trek of
Tobbie melk. Altijd.
Weemoedigheid.’
Een taal mag niet verantwoordelijk worden gehouden voor de daden van de mensen die haar spreken. De moordenaars van de gebroeders De Witt spraken Nederlands, evenals degenen die verantwoordelijk waren voor de doden in Atjeh. Ook Marc Dutroux zal het Vlaams van Minne wel verstaan. Monsters en engelen mogen dan misschien dezelfde taal spreken, maar het verschil ligt in wat erin gezegd wordt.
Uit: Verzameld werk, Richard Minne (2006)
Poëzierecensent Hettie Marzak schrijft maandelijks een column voor Literair Nederland.