Een dichte mist hing in de lucht toen ik mijn gehuurde kamertje verliet en met onzekere tred door de lege, duistere stad liep. Vanaf de eerste zin refereert de Chinese schrijver Yu Hua aan het Bijbelse scheppingsverhaal uit het boek Genesis; dat kan niet missen. Maar wat dan volgt is totaal anders: Ik had het bericht ontvangen dat ik me ’s ochtends uiterlijk om 9.00 uur in het uitvaartcentrum moest melden, en dat het voorziene tijdstip van mijn crematie 9 uur 30 was. Omdat de ik-figuur, Yang Fei, die is omgekomen bij een brand in een restaurant, geen urn of graf kan betalen, laat hij zijn nummertje voorbij gaan en loopt weg.
Scheppingsverhaal
Dit weglopen zet de toon voor de magisch-realistische, absurde parabel vol flash-backs die volgt. waarin alles de omgekeerde wereld is: er wordt niet geschapen, zoals in Genesis, maar vooral verwoest. Bij sloopwerkzaamheden aan een huis raakt een echtpaar onder het puin bedolven. Beelden daarvan worden niet op de televisie vertoond. Je zag alleen maar de nieuwsanchors – een man en een vrouw – die hun zegje deden. Na wat reclame verscheen de in een westers maatpak geklede gestalte van een perswoordvoerder van het stadsbestuur op tv. Die alles ontkende en verklaarde dat het bericht was verzonnen en dat degene die de leugen de wereld in had geholpen in hechtenis was genomen.
De tweede scheppingsdag verloopt al even surreëel. Het begint op een heen en weer schommelend bankje, in sneeuw en regen. Zoals de tweede scheppingsdag begint met de creatie van zee en lucht. De derde dag behelst het langste hoofdstuk van de zeven en loopt qua gebeurtenis vooruit op de zesde, wanneer Yang Fei wordt geboren, zoals Adam en Eva op de derde dag werden geschapen. Yang Fei komt in een toilet in een trein ter wereld, verdwijnt door het gat in de vloer en wordt op de rails gevonden door een 21-jarige wisselwachter, Yang Jinbiao. Deze neemt de boreling mee naar huis.
Dan wordt Yang Jinbiao verliefd op een vrouw. Hij wordt heen en weer geslingerd in zijn liefde voor haar en Yang Fei: Hij leek op een handdoek die nat was van emoties; ik en de jonge vrouw hadden elk een uiteinde van de handdoek beetgepakt en we wrongen uit alle macht, tot de laatste druppel emotie op was. Hij besluit Yang Fei naar een weeshuis te brengen en laat het kind achter op een rotsblok bij een brug, in de hoop dat hij wordt gevonden.
In dezelfde tijd drijven er op een dag opeens zevenentwintig dode baby’s in de rivier. Het hoofd van het ziekenhuis verklaarde dat het medisch afval was en dat het ziekenhuis geen enkele fout had gemaakt, want afval diende nu eenmaal te worden weggegooid.
De vrouw die deze misdaad aan het licht bracht, blijkt degene te zijn die Yang Jinbiao met raad en daad terzijde had gestaan bij de opvoeding van zijn vondeling. Ze wordt achtereenvolgens overreden door een BMW, een vrachtwagen en nog een grote personenauto.
De andere kant
Het is geen toeval dat Yang Fei werd gevonden door een wisselwachter en dat het weeshuis waar hij naar toe werd gebracht, pal bij een brug lag. Het zijn voorboden van de zwerftocht van Yang Fei, tussen dag en nacht, hemel en aarde.
Op de vijfde dag, waarop de vissen en de vogels waren geschapen, verkeert Yang Fei een beetje tussen hemel en aarde. Hij ziet twee skeletten, die in het ondermaanse haat en nijd waren, met elkaar spelletjes doen. ‘De haat die tussen hen had bestaan was de grenslijn tussen leven en dood niet overgestoken, die haat was blijven steken in de wereld die ze achter zich hadden gelaten.’ Aan wat ze noemen ‘de andere kant.’
Er vliegen in het verhaal veel vogels voorbij, maar het is niet het lied van een nachtegaal dat Yang Fei op een gegeven moment hoort, maar het geschrei van de zevenentwintig babylijkjes.
Op de zesde dag, de dag waarop God de mens schiep, valt het ‘een verdwaalde’ op, dat de meeste mensen die aan de ‘andere kant’ rondlopen tot skelet zijn gereduceerd en slechts enkele mensen nog maar vlees aan hun botten hebben. De verdwaalde is een man die om een graf voor zijn overleden vrouw te kunnen kopen, op aarde een nier verkocht. De chirurgen waren er dierenartsen.
Op de zevende dag, de rustdag, zijn we weer terug in het uitvaartcentrum, waar ‘de skeletten gingen staan en weg begonnen te gaan, zoals het zeewater dat zich terugtrekt bij eb.’ Yang Fei vindt zijn vader terug, verdrietig dat hij zijn zoon in de steek had gelaten. De zoon realiseert zich dat ze ‘elkaar hadden lopen zoeken in twee van elkaar gescheiden werelden.’
Dit vierde boek van Yu Hua kan op verschillende manieren worden gelezen. In de eerste plaats als een prachtig, surrealistisch, absurd en op zijn tijd geestig verhaal van deze James Joyce Award-winnaar. In de tweede plaats kan het boek worden gelezen als een omgekeerd scheppingsverhaal, met talloze reminiscenties aan het Bijbelse. En tenslotte als kritiek op de huidige situatie van China.
Kritiek op China
Het boek volgt weliswaar door talloze toespelingen het Bijbelse scheppingsverhaal, maar er wordt nauwelijks iets geschapen, wel veel verwoest. Een huis stort in en zevenentwintig babylijkjes worden als medisch afval in een rivier gedumpt. De vrouw die de lijkjes ziet drijven, vindt onder verdachte omstandigheden de dood. Er zit kritiek op het feit dat de kerk in China sterk onder vuur ligt. Onlangs nog werd dominee Gu Yuese van de Chong-Yi kerk, de grootste protestants-christelijke kerk in China opgepakt. Zogenaamd op verdenking van corruptie, maar de Chinezen weten wel beter.
Er zit uiteraard veel meer kritiek op China in het boek. Op de ‘sinificering’ van de maatschappij die ontdaan moet worden van Westerse invloeden, van maatpakken tot BMW’s. De kritiek strekt zich uit van het dumpen van dode baby’s tot het verkopen van een nier, van voedselvergiftiging tot het vermoorden van mensen, van volksverlakkerij tot perscensuur.
Toch gloort er soms een beetje hoop. Bijvoorbeeld wanneer de twee skeletten, die elkaar in het ondermaanse niet konden luchten of zien, aan ‘de andere kant’ samen bordspelletjes doen. Hoop op een betere wereld, waar niet langer sprake is van vergiftigd en gemanipuleerd voedsel (denk aan melkpoeder schandaal 2008).
Wat Ai Weiwei met beeldende kunst zegt, wat Zhang Zanbo met filmdocumentaires zegt, zegt Yu Hua in een roman. En hoe. Een stem die gehoord moet worden. Een stem die zegt dat China van ophouden moet weten, zoals op de zevende dag het werk stil gelegd werd. En voor sommigen nog steeds stil ligt.