Wouter Godijns poëzie lijkt sterk onderhevig te zijn aan smaak, getuige de zeer verdeelde ontvangst van zijn bundels. Dat ligt aan de eigenaardige, wilde gedichten die Godijn schrijft, die door de een beoordeeld wordt als ‘[g]eniaal gezeur, kortom’ (Piet Gerbrandy) en door de ander als ‘een beetje pijnlijk en vermoeiend’ (Joep van Ruiten). Bovendien heeft Godijn nogal de neiging tot humor, en van alle kunsten lijkt humor nog wel het sterkst een kwestie van smaak te zijn. Zo vindt uw recensent Van Oekel’s Discohoek hilarisch, maar heeft hij ook gemerkt dat zeker niet iedereen zijn enthousiasme deelt. Godijns humor drukt een groot stempel op zijn poëzie, zo groot zelfs dat die het karakter van de gedichten lijkt te bepalen.
Maar afijn, laten we eens inzoomen op de bundel De professor en de hyena, die uit drie delen bestaat. De vrij losjes opgezette afdeling ‘Hyena’, en de twee reeksen ‘Dat ik nog steeds niet geloof’ en ‘De professor’. De afdelingen komen losjes bij elkaar in het slotgedicht: ‘De dichter die eigenlijk de professor is die de hyena is / heeft een droom (is het wel een droom?)’. Maar voor het zover is gebeurt er het een en ander: Terminators dringen het huis binnen, een teddybeer is een hyena geworden, een professor krijgt een nieuwe naam: ‘Case. Test Case.’, en nog veel, veel meer. De gedichten zelf zitten vaak tot de rand volgepropt:
Terminators in ons huis! Als we are killed
zullen ze onze plaats innemen niemand nobody
zal het verschil zien see the difference filmisch
violence. Ik heb – eindelijk – een uzi,
mijn vrouw zon geweer – naam vergeten – riot gun? –
waarmee je dwars door een muur kun schieten (in slow motion rondvliegend,
bijna in fladderende koolwitjes veranderend puin).
Naar de zolder! Naar de zolder!
De voormalige gouverneur van Californië verschijnt.
Is even later weer verdwenen suddenly he disappeared he must save
the neighbours. Kletterbattlebattleketter.
Naar het dak! Ten slotte buigen wij
over onze stil geworden lichamen
wie won, waarom, wie zijn
wij. We – en nu graag een tabaksbruine heldenstem –
just don’t know honeyponey.
De gedichten roepen veel associaties met het werk van andere dichters op. Godijn gebruikt regelmatig typografische eigenaardigheden en handgeschreven tekst, en maakt een keer een tekeningetje bij een gedicht. Die buitenissigheden doen aan Tonnus Oosterhoff denken, en nog wat verder terug in de tijd, aan Paul van Ostaijen. Godijn doet ook denken aan de breedsprakerige gedichten van zijn uitgeverijgenoot Micha Hamel. Daar moet je tegen kunnen; beide dichters kunnen vermoeiend worden in hun woordenstroom. Godijn houdt er bovendien een merkwaardig, vaak aan Lucebert herinnerend idioom op na. Kijk niet gek op van ‘kééééééfkefkefkef’, ‘ziegeenhandvoorogenwaarzijnwenu?’, ‘kalekloekklokkeplop’ of ‘brulslaaf’.
Of De professor en de hyena je kopje thee is of niet, bepaalt de leesbeleving van deze bundel ontzettend. Het mee kunnen gaan met de gedichten maakt het verschil tussen een spannende wending en de zoveelste rare kwinkslag. Nu komt de ‘ik’ in dit stuk: ik kan er zelf niet tot nauwelijks in mee. Godijns humor is mijn smaak niet en al snel begon dat, in combinatie met het complete gebrek aan dosering, mij tegen te staan. Mag je een bundel op haar ongedoseerdheid aankijken? Ja hoor, dat mag best als het grootste deel van de gedichten in lange reeksen gepresenteerd worden.
Je kunt je afvragen of Godijns poëzie van die reeksinsteek profiteert. De professor en de hyena is tjokvol, maar roept tegelijkertijd de vraag op of er eigenlijk wel zoveel gebeurt. Afwijkende typografie, het vreemde idioom, de tekening nota bene, ze zijn allemaal leuk en tot op zekere hoogte best vrolijkmakend, maar echt veel gewicht hebben die toevoegingen niet. Er mist een stevige bodem onder die Spielerei. De gedichten worden daardoor nogal vluchtig; soms lijkt één pufje genoeg om het gedicht de andere kant op te laten waaien. Dat Godijns gedichten zichzelf ondermijnen, zoals vaker over zijn poëzie is geschreven, is prima hoor, maar ze worden er ook vaak te vrijblijvend van.
De moppentrommel staat vaak onveilig dichtbij in De professor en de hyena, en ofschoon doodserieuze poëzie ook allerminst een pretje is, mist er te veel een bodem om deze bundel echt beklijvend te achten. En nu ga ik deze recensie eens fijn ondermijnen: Maar misschien kijkt u heel anders tegen deze poëzie aan.