Willem Brakman – Leesclubje

Waanbeelden aan de boslaan

Recensie door Thibault Coigniez

Een rouwkaart ontvangen, naar de begrafenis gaan en de nabestaanden condoleren zonder te weten wie er nu eigenlijk gestorven is. Het lijkt compleet van de pot gerukt. In de novelle Het Leesclubje van Willem Brakman is het de normaalste zaak van de wereld. Dat is althans het geval voor de hoofdpersoon in wiens kolkende gedachtestroom de lezer wordt meegezogen. Het boek dateert uit 1985 en deze heruitgave confronteert ons terug met het feit dat Brakman niet zomaar een verhaaltje met een spannend plot heeft afgeleverd. Het wordt al rap duidelijk dat we te maken hebben met een oude man, die op een zeer intense en zintuigelijke manier zijn omgeving ervaart. Het eten van een chocoladereep kan de aanleiding vormen tot een grondige mijmering over de mystiek van zo’n reep. Terwijl hij wel zonder verpinken op reis vertrekt naar de uitvaart van een iemand van wie de lezer nooit de identiteit zal achterhalen.

Lijkbleke Kobolden

Die rouwkaart voert hem terug naar zijn geboortedorp. Daar is hij allerminst bedroefd om, want zo kan hij wegvluchten van mevrouw Blauw, een weduwe bij wie hij zijn intrek heeft genomen. Het is een goed mens, maar ze werkt hem danig op de zenuwen. Steeds heeft hij schrik dat ze het op een gillen zal zetten. Eens verdenkt hij haar ervan dat zij aan zijn reep heeft gezeten: ‘Zelfs aan het blokje chocolade zelf had de geur zich gehecht en een doffe vlek op het gepolitoerde oppervlak zei mij genoeg.’ Die combinatie van extreme sensitiviteit en een paranoïde angst dat de wereld hem wil bedriegen zijn typerend voor het hoofdpersonage.  Zelf is hij zeer trots op zijn muzische wezen en zijn schrijverschap, dat heeft geleid tot zijn bekendste roman Gebroken wit.

Brakman slaagt erin om de zielenroerselen van deze schrijver te laten uitmonden in beeldende, spitsvondige en ronduit komische zinnen, die je op het verkeerde been zetten en mogelijke plotlijnen steeds weer overboord gooien. Pendelaars die uit de bus stappen hebben een ‘apocalyptische drang op hun gelaat’ en het woord ‘maanmarmerenspook’ toont perfect hoe intens het hoofdpersonage een bleek iemand als mevrouw Zwaan aanschouwt. Eens aangekomen in zijn geboortedorp nodigt zij hem uit voor haar leesclubje, al vertrouwt hij haar voor geen meter. Vanuit zijn huis aan de Boslaan, dat dienstdoet als zijn onderkomen, ziet hij nog een hele rist aan verdachte dorpsbewoners de revue passeren.  Zo lopen er een paar vrouwtjes rond, die hij benoemt als ‘kobolden, uldra’s, in ieder geval iets vanonder een fikse paddenstoel met zwarte slijmdraden, maar als zodanig niet algemeen herkend en ingeschreven.’ 

De angst van een algenman

Het is quasi onmogelijk om een onderscheid te maken tussen de waanbeelden van deze oude man en hetgeen zich in de werkelijke wereld voltrekt. Romanpersonages uit Gebroken wit wekt hij tot leven en anderzijds trekt hij ook de hele tijd zaken in twijfel. Als lezer beland je onvermijdelijk in een delirium, maar voor hem is alles wat hij voelt even reëel. Zeker wanneer hij overgaat tot moord blijft het de vraag of de scène, die Brakman zo grotesk heeft geschetst, enige waarachtigheid bevat. Het behelst een zinloze geweldpleging op een dorpsbewoner, maar ook de voorgaande vraag blijft verstoken van enige betekenis. In dit absurde universum is de zinloze gang van zaken vanzelfsprekend: ‘Met een gevoel van herkenning dribbelde ik rond, kleine geluidjes uitstotend, mompelende instemmingen, die ikzelf ook niet verstond, maar toch wel begreep.’

Die verzoening van zin en onzin gaat gepaard met de gewaarwording dat de wereld tegelijkertijd overrompelend en afstandelijk is. Achter zijn extreme sensitiviteit schuilt een diepe angst, die voortkomt uit zijn onvervulde wens om ‘een geliefd, bemind en gerespecteerd mens te zijn.’ Doorheen het verhaal spit Brakman de existentiële leegte onder de intense aardbodem stelselmatig meer naar het oppervlak, als ‘de onmiskenbare grondtoon van het duistere.’ De dorpsbewoners lijken hem uit te lachen en te bespieden of net door hem heen te kruipen en te sluipen alsof hij doorluchtig is. Bij momenten kan het hoofdpersonage echter lucide ingevingen bezitten. Zo bemerkt hij algauw dat de dorpelingen hem als een te mijden zonderling beschouwen: ‘Het zachte en geruisloze verslijmen begint blijkbaar alleen als er iets niet in orde is […] en opeens ben je dan een met algen bedekte man, een bemoste man, zo’n kleumend wezen dat ze huiverend nastaren, en dat is nooit goed.’

Knotsgek en complex

In Leesclubje verwoordt Willem Brakman de zinderende en soms angstaanjagend transparante waanbeelden van een oude schrijver in wie de dood al vanaf zijn jeugd is gevestigd. Met honderdzeventig pagina’s heeft hij er goed aan gedaan om het boek beperkt in omvang te houden, aangezien het gebrek aan plot en de rijke maar complexe zinnen veel van de lezer vergen. Wat het personage en uitgangspunt betreft, vertoont dit verhaal zonder meer gelijkenissen met Cliënt E; Busken, de laatste creatie van Jeroen Brouwers. Het diepgeworteld cynisme en de knotsgekke taferelen, verpakt in bloemrijk taalgebruik, doen dan weer denken aan het werk van respectievelijk Herman Brusselmans en Christophe Vekeman. Hoe het ook zij blijft Willem Brakman toch vooral een volstrekt eigenzinnige auteur en hopelijk is de heruitgave van Leesclubje de eerste spadesteek, die ons uitnodigt om zijn oeuvre opnieuw grondig om te woelen.

 

 

Omslag Leesclubje - Willem Brakman
Leesclubje
Willem Brakman
Verschenen bij: Querido
ISBN: 9789021453910
180 pagina's
Prijs: € 14,00

Meer van Thibault Coigniez:

Recent

31 maart 2023

Toont Tellegen zijn kunsten opnieuw?

Over 'Langs een helling' van Toon Tellegen
29 maart 2023

Op zoek naar een authentiek leven

Over 'Wat zou Simone de Beauvoir doen? Gids voor een authentiek leven' van Skye C. Cleary
28 maart 2023

Tussen onschuld, misbruik en opportunisme

Over 'De man van het licht ' van Katrien Scheir 
27 maart 2023

Traumaverwerking in naoorlogs Duitsland

Over 'Eindelijk heb je ons gevonden' van Edgar Selge

Verwant