Illegalen hebben voordat ze Europa bereiken dikwijls een lange tocht afgelegd. In West-Afrika steken vluchtelingen vaak te voet de woestijn over, vandaar dat men zegt dat ze vuile voeten hebben. Die trek door de woestijn is niet alleen fysiek, maar ook psychisch zwaar. Je land, je cultuur verlaten, laat sporen na. Die figuurlijke vuile voeten raak je nooit meer kwijt, volgens Edem Awumey.
Awumey schreef een roman met één van deze vele vluchtelingen als hoofdpersoon. Askia is een uit Afrika afkomstige vluchteling, die zich staande probeert te houden in Parijs. Hij komt na de dood van zijn moeder als 42-jarige naar Parijs en werkt met valse papieren als taxichauffeur. Hij probeert om in de Franse hoofdstad zijn verdwenen vader te vinden.
Askia en zijn ouders zijn toen hij nog jong was, lopend en op een ezel, de droogte van de Sahel ontvlucht. De vader is om duistere redenen kort hierna verder gereisd naar Frankrijk, op zoek naar ongeschoold werk.
Zijn vader had zijn moeder brieven en foto’s gestuurd uit Parijs. Maar Askia heeft deze brieven nooit gezien. Toch vertrekt hij op een dag in de voetsporen van de vermiste, de vader. Hij vertrekt niet alleen om zijn vader terug te vinden. Hij vertrekt ook omdat zijn moeder vóór haar dood heeft gezegd: ‘Heel lang, mijn zoon, waren we langs de weg. En overal werden we voor vuile voeten uitgemaakt. Als je vertrok, zou je dat begrijpen. Waarom ze ons vuilvoeten noemden.’
Askia probeert ook zijn verleden te ontvluchten: om zijn studiebeurs aan te vullen was hij in 1986 vrijwillig gaan werken voor de Cel, een officieus inlichtingenorgaan, een militie gespecialiseerd in ontvoering, marteling en moord. Askia is uit deze criminele organisatie gestapt, maar de Cel achtervolgt hem tot in Parijs. Hij zal altijd in ‘beweging’ moeten blijven, altijd zijn best moeten doen om buiten de invloedssfeer van de Cel te blijven.
Op een dag stapt er in Parijs een vrouwelijke klant in de taxi van Askia die zegt: u lijkt op iemand. Op een man met een tulband die een paar jaar geleden voor mij heeft geposeerd. Deze opmerking intrigeert Askia en hij zoekt de jonge fotografe op in haar appartement; hij vraagt haar naar de bewuste foto, maar Olia, de Bulgaarse fotografe, kan deze foto niet terug vinden.
Askia, afgestudeerd in de antropologie en literatuur aan de Universiteit van de Golf van Guinee, woont in Parijs in een kraakpand op acht vierkante meter, in een ruimte ‘met vochtige muren vol scheuren en verder een smerig tapijt met de slijtsporen van duizenden voetstappen.’
In Parijs heeft Askia vooral ? vluchtig – contact met andere migranten die leven aan de onderkant van de samenleving. In een interview met Emilie Deblock zegt Awumey dat hij zijn werk niet beschouwt als een politiek statement, maar dat hij door het gebruik van het thema van Afrikaanse vluchtelingen die Europa willen bereiken, probeert de discussie over deze problematiek te voeden. Awumey zegt dat hij niet schrijft om dingen te veranderen. Zijn roman is niet moraliserend.
Naast een boek over ballingschap en het reizen is Vuile voeten een verhaal over de eenzaamheid van een vluchteling. De geschiedenis van Askia wordt niet lineair verteld, heden en verleden, herinnering en fantasie lopen door elkaar. Je vraagt je gaandeweg de roman af: wat is werkelijkheid en wat is fantasie?
In de beknopte roman (151 pagina’s), blijft Askia voor de mensen die hij ontmoet, maar ook voor de lezer, een vreemde. De fotografe probeert het meerdere malen: ‘”Wie ben je, Askia?” Alsof het antwoord op die vraag iets zou veranderen aan hun relatie, enige opheldering die hem wat minder vreemd en onbereikbaar zou maken voor zijn vriendin. (…) Hij dacht dat “Wie ben je, Askia?” hem zo ver terugvoerde dat hij niet kon zeggen of het allemaal waar was. Terugvoerde naar weer dezelfde veldwegen en stadstraten, naar het lopen door de nevel, de verschroeiend hete dagen en de koude nachten van het kwartet dat hij vormde met zijn vader, zijn moeder en de ezel die uiteindelijk de geest had gegeven.’
In Vuile voeten heeft Awumey op een indringende wijze een aantal illegale immigranten een stem gegeven; het zijn personages die na het sluiten van het boek in het hoofd van de lezer blijven hangen.
Edem Awumy (1975) werd geboren in Togo; hij studeerde literatuur aan de Universiteit van Lomé. Met een beurs van de UNESCO studeerde hij verder in Frankrijk; hij promoveerde op een onderzoek naar ballingschap in literatuur. Hij heeft zich gevestigd in Quebec, Canada. Voor zijn debuutroman ontving hij de Grand Prix littéraire de l’ Afrique noire. Vuile voeten, zijn tweede roman, werd genomineerd voor de Prix Goncourt 2009.