‘Waarnemen, noteren, studeren’, dat is wat Victor Klemperer doet, ook in dit boek over de opkomst en ondergang van de linkse Radenrepubliek na de Eerste Wereldoorlog in 1919 in München, in de slipstream van de revolutionaire woelingen in Rusland. Het wordt verhaald door een van de belangrijkste kroniekschrijvers van de Duitse geschiedenis in de twintigste eeuw, Victor Klemperer, vooral beroemd vanwege zijn minutieuze dagboeknotities over de jodenvervolgingen in Hitler-Duitsland.
Wat een schrijver!
Het boek is samengesteld uit fragmenten van zijn dagboekaantekeningen uit 1919, stukken die hij geschreven heeft voor de conservatieve Leipziger Neueste Nachrichten en een terugblik daarop uit zijn memoires van 1942. Deze terugblik geeft een extra dimensie aan het directe verslag. Het boek wordt ingeleid door de historicus Christopher Clark en uitgeleid middels een helder historisch essay van Wolfram Wette. Dit laatste is absoluut geen overbodige luxe, aangezien de niet ingewijde lezer anders volkomen overdonderd dreigt te worden door de lawine aan elkaar in razend tempo opvolgende gebeurtenissen en de daarmee verbonden personen. Als je het essay van Wolfram Wette echter goed tot je hebt genomen en bereid bent regelmatig te bladeren in het uitstekende notenapparaat en gebruik te maken van de bijgevoegde tijdlijn, is het lezen van het verslag van Klemperer ontegenzeggelijk een indringende ervaring. Wat een journalistiek en wat een observatie, maar ook, wat een schrijver!!
Politiek carnaval?
Na de wapenstilstand van 11 november 1918 reist Victor Klemperer, onderofficier gelegerd in Vilnius, naar Leipzig en verder door naar München om zich officieel te laten demobiliseren. Als hij zich daar samen met zijn vrouw begin februari 1919 officieel vestigt als hoogleraar aan de universiteit, bevindt de stad zich in grote opwinding. De al op 7 november 1918 uitgeroepen ‘Vrijstaat Beieren’ wordt geregeerd door zogenaamde ‘arbeiders- en soldatenraden’, gedomineerd door gematigde en radicale socialisten onder leiding van de pacifistische Kurt Eisner. Klemperer beschouwt het nog als een soort ‘politiek carnaval’ totdat op 21 februari Kurt Eisner wordt vermoord en München steeds meer ten prooi valt aan gevechten tussen rechts-reactionaire en links-revolutionaire knokploegen.
De ontwikkelingen in Beieren en München lopen parallel aan die in Pruisen en eigenlijk heel Duitsland na de moord op de links-revolutionaire leiders Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht in Berlijn. Gustav Noske, minister in de gematigd linkse regering daar, maakt met harde hand een eind aan de onlusten door gemene zaak te maken met de conservatieven in het leger, gesteund door rechtse knokploegen. Voortaan zijn de revolutionaire communisten en de gematigde socialisten onverzoenlijke vijanden en gaan regelmatig rollebollend over straat tot aan de machtsovername van Hitler in 1933.
Tragikomisch
Als hetzelfde dreigt te gebeuren in München, waar de gewone burgers de revolutie inmiddels zat zijn, beschrijft Klemperer dit met veel gevoel voor het tragikomische ervan als hij refereert aan een prent van Karl Arnold in het satirische tijdschrift Simplicissimus waarop een gezin staat afgebeeld dat devoot het Pater Noske bidt en opmerkt: ‘Hoeveel mensen, hoeveel duizenden mensen willen hier zo’n Pater Noske?’ Deze scherpe waarneming van de absurdistische kanten van de tragische taferelen, die zich tijdens het ingrijpen van Noske c.s. afspelen in de stad, blijkt ook uit zijn beschrijving van het enthousiaste onthaal der vooral Pruisische troepen, als hij constateert dat het publiek zich op plaatsen waar dekking en toch uitzicht is, bedient van toneelkijkers om alles goed te kunnen zien en vooral niets te missen. Ronduit komisch is het verhaal als Klemperer bij het binnengaan van de universiteit wordt aangehouden door een fragiel ogend mannetje, gehelmd en met een geweer, wat losjes over zijn schouder. Dit blijkt zijn zachtaardige collega filosofie te zijn, die, net als hij, had moeten tekenen als reservist van een rechtse knokploeg en op de vraag van Klemperer of zijn geweer wel op veilig stond, antwoordde: ‘Nee, hoe doe je dat?’
Incompetent
Klemperer beschrijft uitgebreid de incompetentie van de leidende figuren in de Radenrepubliek: dromers, onpraktische intellectuelen en soms gewetenloze drammers en opportunisten. Toen volkscommissaris (minister) Landauer de bureaucratie wilde verkleinen en alle afdelingschefs eruit gooide, kreeg hij wasmanden vol met post binnen op zijn kantoor, post die anders door deze chefs werd afgehandeld. Tsja, het is wat…
Scherp waarnemer
Klemperer is niet alleen een scherp waarnemer van historische gebeurtenissen en personen, maar ook van historische verschijnselen en ontwikkelingen. Zo wijst hij op het diep gewortelde Beierse nationalisme dat zich afzet tegen alles wat uit Pruisen komt. Tenslotte is Duitsland in 1919 pas zo’n vijftig jaar een eenheidsstaat. Dit is trouwens ook nu nog interessant: Merkels CDU kan niet zonder meer rekenen op de steun van haar Beierse zusterpartij, de CSU. De psycholoog Klemperer ziet heel goed dat mensen in nood zich niet meer laten leiden door feiten, maar door onderbuikgevoelens en dat er altijd mensen zijn die gewetenloos inspelen op deze gevoelens. Zo keren de Münchenaren zich, na de zinloze moord op eenentwintig brave ambachtsgezellen, niet alleen tegen alles wat met Pruisen te maken heeft (Berlijn, Noske), maar ook tegen de communisten en de Joden, die geen van allen iets met de moordpartij van doen hadden. De Beierse troepen waren hier immers zelf schuldig aan.
Profetische blik
Klemperer heeft al in 1919 een profetische blik op het uiteindelijke echec van de nieuwe Duitse Republiek als hij zich zorgen maakt over het opkomende antisemitisme in München en de daarmee gepaard gaande macht van de straat als de doodstraf voor graaf Arco, de moordenaar van Kurt Eisner, door de ministerraad onder druk van een uitzinnige meute gesteund door het leger, wordt omgezet in levenslang: ‘Opnieuw enorm gejuich, nog luider nu. En ze hebben niet in de gaten wat ze daar vieren. Het leger dat de regering voorschrijft hoe ze moet reageren en dat alleen op voorwaarden gehoorzaamt.’
Klemperer constateert aan het eind van zijn artikel in de Leipziger Neueste Nachrichten van 17 januari 1920: ‘Ik permitteer me na dit alles een eigen definitie van het tragikomische te geven: het is tragisch voor de betrokkenen en komisch voor de belangeloze toeschouwer. Wat jammer dat je niet alleen maar toeschouwer kunt zijn als je Duitser bent.’ Het verdere verloop van de twintigste eeuw maakt de bitterheid van deze opmerking alleen maar groter.
Tenslotte
Dit boek van Victor Klemperer is naast een indrukwekkend historisch document ook een waarschuwing voor onze eigen tijd, waarin het populisme welig tiert en allerhande volksmenners, op zoek naar de volksgunst, niets- en niemand ontziende verdachtmakingen en leugens rondbazuinen over personen en groepen. Denk er om: in de voetsporen van incompetente naïevelingen komen gewetenloze schuimers en criminelen!