Hitte maakt ons loom, landerig en doet alles aan elkaar plakken. Het mat ons af. Ook in de gelijknamige debuutroman van Victor Jestin (Frankrijk, 1994) sjokken de personages maar wat rond, klutsend van de zweetdruppels. Net als in het zuiden van Europa dezer dagen, bedrukt de warmte de vakantiegangers in Hitte op een camping in Normandië. Daar spendeert de zeventienjarige Léonard samen met zijn ouders en zusje twee weken van zijn vakantie. Gezellig spetteren in het zwembad, zou je denken. Dolle pret, toch?
‘Oscar is dood omdat ik toekeek toen hij doodging, zonder een vinger uit te steken.’ Met die eerste zin bedelft Jestin elke kans op een feelgoodboekje om in het vliegtuig op weg naar vakantie door te bladeren. Want de morbide lijklucht verspreidt zich meer en meer. Diezelfde nacht nog begraaft Léonard Oscar in het zand. Hij kende de dode slechts van ziens. Maar nu is er geen weg meer terug. De nietsvermoedende campinggangers sjokken voort in de hitte: ‘Zonder te weten bouwden kinderen zandkastelen ter nagedachtenis van Oscar.’
Onder zijn leeftijdgenoten heerst een ongestoorde seksuele experimenteer- en geldingsdrang. Hitte lijkt amper te verschillen van een typische coming-of-age novelle: Léonard is een outcast, zondert zich af maar weet uiteindelijk wel aan te pappen met een populair meisje. Op dat vlak niets nieuws onder de loden zon. Zelfs het feit dat de voortdurende vervreemding zich voortzet tijdens de seks voelt niet bijster verrassend: ‘We plakten aan elkaar maar waren niet samen.’ Maar Jestin weet dit toch handig om te keren, omdat ook Oscar aan Léonards huid plakte.
Zelfgeschapen schuldgevoel
Dat plakkerige gevoel behelst niet een zintuigelijke sensatie, maar is vooral een psychologische kwestie. Léonards gemoedstoestand resoneert enigszins met het concept van ‘il y a’, of ‘er is’, gemunt door de Franse wijsgeer Emmanuel Levinas. Het ‘il y a’ is een zijnswijze, een toestand in de werkelijkheid, waarin er volgens Levinas geen onderscheid meer bestaat tussen de dingen. Alles kleeft aan elkaar. Het is één amorfe en onverschillige brij die op elkaar lijkt, zonder dat er echt iets gebeurt.
Léonard kleeft zelf aan de werkelijkheid. Hij doet zaken zonder noemenswaardige drijfveren te bezitten: ‘Het leek me logisch dat Oscar moest verdwijnen. Ik dacht er verder niet bij na.’ Toen hij toevallig zag hoe Oscar in de touwen van de schommel zat verstrengeld, kon hij hulp inroepen. Maar vanuit een onverklaarbaar motief maakt Léonard zichzelf heel erg schuldig. En dat zelfgeschapen zwaard van Damocles isoleert hem nog meer van zijn familie en de rest van de camping.
In die absurde levenshouding van Léonard loert het werk van filosoof-schrijver Albert Camus meermaals om de hoek. Vooral de gelijkenissen met Camus’ bekendste boek, De Vreemdeling, springen in het oog. Daarin wordt de zinloosheid van het bestaan getoond en begaat het hoofdpersonage Meursault de meest doelloze moord uit de literatuur. Zelfs de openingszin van Hitte doet qua directe en koude onverschilligheid niet onder voor de beroemde twee eerste zinnen van De vreemdeling: ‘Vandaag is moeder gestorven. Of misschien gisteren, ik weet het niet.’
Absurde frictie
Wat misschien wel geweten kan worden is dat er eveneens stilistische gelijkenissen tussen beide auteurs vallen te trekken. Net als die van Camus is Jestins stijl compact en puntig. En zelfs in filosofisch geladen opmerkingen blijft de toon observerend en afstandelijk: ‘De camping had haar eigen wetten. Twee weken vakantie, dat was een heel leven. Je kwam aan zoals je geboren wordt, bleek en alleen. Je ging weer weg zoals je sterft, met een zucht van weemoed en opluchting.’
Die observerende maar spitse schrijfstijl creëert een contrast tussen de frisse focus van de zinnen en de donkere inhoud. Want onder elke zin sluimert het steeds meer ontbindende lijk van Oscar. Maar door de scherpte waarmee Léonard zijn gedachten en observaties meedeelt, wordt er geen bedompte of sentimentele sfeer geschapen. Opmerkingen als ‘Oscars blauwe handdoek moest over de balustrade hangen, veel te droog’ roepen een zintuiglijk en levendig beeld op. Wat schril afsteekt tegen de lugubere inhoud ervan.
Die afstandelijke verteltoon laat zelfs plaats voor bijtende humor. Wanneer Léonard zich even tot op de bodem van het zwembad heeft laten zakken, bemerkt hij bij zichzelf dat ‘ik hier kon blijven met een mond vol chloor. Een persoon minder op de camping, geen mens die het merkte.’ Niet alle observaties zijn even geslaagd. Vaak verzwakt de impact van een observatie wanneer het absurde te expliciet naar boven drijft: ‘Snel de leegte vullen die mijn leven zwaar maakte.’ Of wanneer Léonard zeilboten ziet passeren volgt uit het niets: ‘Misschien verdrinkt er iemand.’ Tja, of misschien ook niet, denk je dan spontaan, door de willekeurigheid van die zin.
Als novelle is Hitte op zijn best wanneer de frictie tussen de spitse zinnen en de walgelijke inhoud ervan de absurdheid van het bestaan voelbaar maakt. Qua narratief blijft het verhaal soms wel steken op het niveau van een typisch coming-of-age scenario. Dat doet geen afbreuk aan het feit dat Hitte niet zou misstaan als een hedendaagse variant van De vreemdeling op de leeslijsten in het middelbaar onderwijs. Al blijft Camus’ meesterwerk tot dusver filosofisch radicaler en vernieuwender. Maar Jestin is nog jong natuurlijk. En veel wijst erop dat we nog niet snel van hem verlost zullen zijn. Misschien betreft dit een debuut van een schrijver die nog veelvuldig aan onze huid zal blijven plakken.