Liefhebbers van gitzwarte humor kunnen zich in de handen wrijven met Haas & bedelaar, de onlangs in vertaling verschenen Finse bestseller van Tuomas Kyrö (1974). Een sterk staaltje maatschappijkritiek opgetekend in een droogkomisch avontuur dat zich het best laat typeren als een bijzondere mix van schelmenverhaal, road trip en modern sprookje. Maar bovenal is het een satire. Geen pagina gaat voorbij of de Finse samenleving wordt op de korrel genomen. Bij tijd en wijle vliegt Kyrö met zijn provocerende statements uit de bocht, maar door de bank genomen heeft hij met Haas & bedelaar een uiterst vermakelijk – en tot nadenken stemmend – boek afgeleverd.
‘Uiteraard zouden er alternatieven zijn geweest; onze hoofdpersoon had auto’s kunnen gaan stelen, koperen telefoonkabels kunnen verzamelen of zijn nieren kunnen verkopen. Maar van alle slechte opties was die van Jegor Koegar de beste. Het garandeerde hem een arbeidsovereenkomst van een jaar, vervoer naar de werkplek en ook opdrachten voor zijn zus, met als bonus nieuwe tanden en borstimplantaten.’ De openingsalinea van de roman. Welkom in het met ironie doorspekte rijk van Haas & bedelaar.
Vatanescu – een bescheiden, naïeve goedzak zonder angsten en ambities – heeft slechts één grote wens: voetbalschoenen voor zijn zoon. Geen eenvoudige opgave in uitzichtloos Roemenië waar God van de aardbol lijkt verdwenen en geen cent te verdienen valt. Vastberaden als hij is, laat Vatanescu zich door mensenhandelaar Jegor Koegar naar Finland sluizen om daar als bedelaar aan de slag te gaan. Geld bij elkaar sprokkelen, het gedroomde schoeisel scoren en hup terug naar huis om zoonlief te verblijden. Dat is het idee. Fantastisch plan, ware het niet dat alles in werkelijkheid toch net even anders verloopt …
Alras ontpopt mensenhandelaar Jegor zich als agressieve, zelfzuchtige schurk en ook het bedelaarschap – ‘mondhoeken naar het zuiden, van je smoel naar je reet’ – blijkt één grote fysieke en financiële martelgang, een hypocriete bende. Time to wake up, Vatanescu, time to break free! Op listige wijze weet Vatanescu zich uit handen van de bruut te werken om in vrijheid zijn missie te vervolgen. Lang blijft hij niet alleen. Onderweg redt hij een haas die eigenlijk een konijntje is (een vette knipoog naar de fabel ‘Haas’ van Kyrö’s grote voorbeeld Arto Paasilinna, overigens niet de enige verwijzing naar zijn held in dit boek). Het blijkt de ideale reisgenoot, dit fabelachtig wezen met bovennatuurlijke krachten dat op onvoorziene momenten in de meest bizarre situaties precies het juiste weet te doen.
In tien hoofdstukken, alle voorzien van uitvoerige titels -‘hoofdstuk 5: waarin Vatanescu de eerste klasse wil binnengaan, een babbeltje maakt en een Volvo onder zijn kont krijgt’ -, beschrijft Kyrö in ongepolijste rauwe taal en met moordend tempo op onnavolgbare, droogkomische wijze de strijd die Vatanescu – met haas in zijn kielzog – levert om het lot te bestieren. Met zowel de internationale misdaad als politie op de hielen, de spotlights van de media in het gezicht, de talrijke obstakels en zonderlinge mensen op de weg een ware Odyssee door het Finse ongewisse. ‘Ja zoon, Papa regelt voetbalschoenen voor jou.’ Nou en of!
Uitgekauwde materie, denk je nu wellicht, de Odyssee van de underdog die huis en haard heeft verlaten. Hoe cliché. Mis! In deze roman gaat het in essentie helemaal niet om de bevrijding van de zichzelf en geluk zoekende antiheld maar wordt onder het mom van avontuur en zege stevig politiek bedreven. Of het nu gaat om de armen & de rijken, de sterken & de zwakken, arbeid & kapitaal, liefdadigheid & hebzucht, natuur & milieu, vrijheid & onderdrukking, onbekendheid & beroemdheid, natuur & technologie, autochtoon & allochtoon: Kyrö zet ze stuk voor stuk op de maatschappelijke kaart. Elk item wordt met verve geserveerd en rijkelijk voorzien van een zwart – of geschift – sausje. Tel daar het meervoudig gekozen vertelperspectief, de fabelachtige reisgenoot en het spel met understatements bij op en de clichégedachte kan overboord. Kyrö’s Haas & bedelaar is zonder twijfel originele kost.
Hoewel ontvlucht, blijft schurk Jegor het hele boek volop in beeld. De bruut krijgt zowaar een eigen stem – fonetisch plat jargon – tussen Vatanescu’s bedrijven door als dagboekfragmenten opgetekend. Het zijn vooral zijn woede en frustratie die worden neergepoot. Daar waar het leven van Vatanescu zich in opwaartse richting beweegt, lijkt Jegor steeds dieper in ellende weg te zinken. Allerminst toevallig is dat met het stijgen van Vatanescu’s roem Jegors toon almaar grimmiger wordt: ‘Godverdegodverdegodverdekut!!! Een mythe? Halloo! Zo’n Vatanescu heb net zo weinig met ’n mythe van doen as de handzeep van de Lidl.’. Vatanescu zelf ontbreekt het aan dialoog, wel worden in cursief zijn gedachten en gevoelens met regelmaat verwoord, waardoor zijn innerlijk extra body krijgt. Ergens halverwege wordt ook nog een alwetende verteller geïntroduceerd, maar díe had Kyrö beter thuis kunnen laten. Het verhaal heeft deze metadimensie helemaal niet nodig. Het helikoptergeluid werkt eerder storend dan dat het iets toevoegt.
Ontroerend mooi is de kinderlijk lief beschreven verwantschap tussen haas en bedelaar die in schril contrast staat met de doorgaans zo rauw beschreven wereld: ‘Een stapje. Nog een stapje. Loop maar achter me aan, loop zoals ik het doe. Voorzichtig, maar met blind vertrouwen in iets. Er is alleen dit moment. We herinneren ons gisteren niet, weten niets over morgen.’ Om even later onder de sterrenhemel samen in slaap te vallen ‘op een bed van mos, tevreden met zichzelf, hun daden en de hen omringende werkelijkheid.’ Ook relaties weet Kyrö schitterend te typeren: ‘Wanneer Harri Pykström zijn vrouw een godvergeten gehaktbal noemde, was mevrouw Pykström de enige die de onderlinge betekenis van de woorden kende. Liefste, mijn waardevolste. Kom mee het bed verwarmen.’
Terug in de realiteit, na het dichtslaan van Haas & bedelaar, rijst de vraag of Kyrö zichzelf met dit boek heeft willen troosten. Achter het satirisch pantser gaat voelbaar een enorme woede schuil: de kapitalistische samenleving, de groeiende economische ongelijkheid, de individualisering, het gebrek aan medemenselijkheid, het privacy-schendende internet… Kreeg de schrijver zijn morele verontwaardiging niet meer weggeslikt dus serveerde hij die aan ons? Een smaakvol doch bitter gelag. Het zou niet verbazen als Piketty op zijn nachtkastje prijkt.
Achtergrond
‘Voor de lezers van Arto Paasilinna’ stelt de rode sticker op de kaft van Haas & bedelaar. Een aanbeveling van betekenis! Zo blijkt het boek niet alleen te zijn opgedragen aan Kyrö’s grote voorbeeld en landgenoot Paasilinna maar zelfs in navolging van diens Haas (1975) te zijn bedacht en opgetekend. Deze in Finland bejubelde en veelgeprezen auteur heeft ruim veertig werken – in 45 talen vertaald, enkele zelfs verfilmd – op zijn naam staan, waarvan Haas (vertaling 1995) en De zelfmoordclub (1990, vertaling 2004) in Nederland het meest bekend zijn.
Kyrö zelf mag als schrijver ook niet klagen. In Finland worden zijn boeken stuk voor stuk bestsellers en is hij welbeschouwd één van de interessantste auteurs van zijn generatie. In 2005 won hij de De Kalevi Jäntti-prijs, een literatuurprijs die jaarlijks aan veelbelovende jonge schrijvers wordt toegekend en voor zijn belangrijke bijdrage aan de Finse literatuur ontving hij in 2011 een medaille. Naast zijn schrijverschap timmert Kyrö ook als cartoonist aardig aan de weg.